Virginia Woolf (1882-1941) is een begrip, zelfs wie de literatuur niet of slechts met een half toegeknepen oog volgt, zal al van de Britse schrijfster gehoord hebben die in de eerste helft van de vorige eeuw een aantal klassiekers bij elkaar schreef. En hoewel Woolf relatief laat debuteerde, op drieëndertigjarige leeftijd, zou ze in de zesentwintig jaar die er op volgden een groot aantal romans en essays schrijven waarvan verschillende intussen tot het collectieve geheugen behoren. Tot de bekendste daarvan behoren modernistische werken als Mrs. Dalloway (1925), To The Lighthouse(1927), Orlando: A Biography (1928) en Between The Acts (1941).
Hoewel Woolf vooral, en met recht en rede, om deze werken herinnerd wordt, dreigen ze ook haar vroege, minder moderne of experimentele romans te overschaduwen terwijl in deze Woolf zich net zo goed een begenadigd verteller en uitstekend schrijfster toonde. Een die mogelijk de klassieker ingestelde tijdgenoot minder tegen de borst stoot maar tezelfdertijd die wel ontvankelijk maakte voor nieuwe ideeën. Nacht en dag (1919) vormt daar een mooi voorbeeld van. In allerlei opzichten is dit immers een door en door Victoriaanse roman rond enkele jonge twintigers uit de hogere Britse klasse en hun romances maar op subtiele wijze vormt het ook een afrekening met een beklemmend keurslijf en een pleidooi voor vrouwenrechten.
Woolfs tweede roman ligt in de lijn van haar debuut The Voyage Out (1915) wat betreft de klassieke structuur en opbouw, het is een chronologisch verteld verhaal dat op veel vlakken de klassieke romans evoceert in de manier waarop het de families en hun interacties schetst via een alwetende verteller. Nieuw is echter de manier waarop hun belevingswereld en gedachten aandacht krijgen en een belangrijk deel uitmaken van het verhaal. Uiteraard gaat het nog lang niet zo ver als in de latere romans vam Woolf, die pas echt modern zijn, maar er kan niet voorbijgegaan worden aan de aanzet die hier alvast aanwezig alsook op de manier waarop bepaalde thema`s aangekaart worden. Dat de Grote Oorlog, die net een jaar afgelopen was en de Europese kaart en machtsverhoudingen ingrijpend hertekende niet aan bod komt, mag vreemd heten in het bijzonder daar Woolf het in haar volgende twee romans zou behandelen maar lijkt honderd jaar na datum minder prangend te zijn.
De hedendaagse lezer zal zich immers veel meer verbazen of geïnteresseerd zijn in hoe de korte Edwardiaanse periode (1901-1910/14, het tijdperk van Edward VII) die volgde op Victoriaans tijdperk althans voor de hogere klasses een was van haast frivole nietsdoenerij, een gevoel van suprematie (het Britse rijk waar de zon nooit onderging) en het overmatige belang dat aan trivialiteiten en achtergrond bovenal domineerden. Het was echter ook een periode waarin de lagere klassen en vrouwen steeds meer voor hun rechten opkwamen en vooral dat laatste krijgt in het boek de nodige aandacht bij monde van Mary Datchett die werkt voor een vrouwenrechtenorganisatie en van Katharine Hilbery, kleindochter van een befaamde dichter, die samen met haar moeder aan een biografie werkt maar zich veel meer thuis voelt in wiskunde en astronomie, wat als miet-vrouwelijke wetenschappen beschouwd worden.
Beide vrouwen vormen overigens een driehoeksrelatie met Ralph Denham, een jonge bevlogen jurist die financieel mee zorg draagt voor zijn moeder en broers en zussen. Ralph en Mary staan op vertrouwelijke voet met elkaar waarbij Mary, een domineesdochter van het platteland, verliefd is op Ralph terwijl die laatste zich vanaf zijn eerste ontmoeting met Katherine zich tot haar aangetrokken voelt. Katherine op haar beurt verlooft zich dan weer met William Rodney, die net als haar uit een gegoede en voorname familie komt en het zich dan ook kan veroorloven zich toe te leggen op poëzie en drama`s en daarbij vaak de rol van getormenteerde, onbegrepen kunstenaar opneemt hoewel zijn werk zo wordt tussen de lijnen meegegeven, eerder middelmatig is en hij zelf in tegenstelling tot de andere drie nog duidelijk klassiek en conservatief in zijn denken is.
Doorheen de hele roman worden de interacties van de verschillende personages geschetst en hoe in het bijzonder Katharine geïntrigeerd is niet alleen door het feit dat Mary werkt en dus zelfvoorzienend is maar ook hoe ze zich inzet voor vrouwenrechten. Ralph engageert zich geregeld voor dezelfde zaak als Mary maar zit gevangen tussen zijn liefde en afkeer voor Katharine, die hij als gepriviligeerd en hautain beschouwt. Ook zijn relatie met Rodney is dubbel in het bijzonder wanneer hij verneemt dat die laatste met Katharine verloofd is en hem, mee geplaagd door jaloezie als een aansteller ziet die meer op zijn afkomst dan talenten kan bogen. Rodney zelf is dan weer zo doordrongen van zijn stand en het belang van schone schijn en tradities dat zijn verloving met Katharine nooit vlot loopt, in het bijzonder daar hij net zozeer door haar familiestamboom gefascineerd is als door zijn traditionele visie op het huwelijk. Dat Katharine op haar beurt zich dan weer tot Ralph aangetrokken voelt en en zich wil vrijvechten van haar traditionele rol als vrouw, helpt evenmin.
De verhaallijn is op zich relatief eenvoudig en de personages zijn zozeer bezig met hun onderlinge verhoudingen en twijfels dat de roman op veel vlakken klassieke romans zoals die van Jane Austen lijkt op te roepen. Net als Austen zit er ook een maatschappijkritiek in die zich voornamelijk focust op de hogere klasse en haar gewoontes. Dit wordt nog meer in de verf gezet door de acties en gedachten van een aantal leden van Katherines familie die benadrukken dat plicht en fatsoen boven alles gaan, zoals ook mag blijken uit het summier aangehaalde nevenverhaal van Katherines neef Cyril, die niet alleen samenwoont met een vrouw zonder te huwen, maar ook nog eens twee kinderen met haar heeft. Het is dan ook geen wonder dat Katharine die al snel haar verloving met Rodney betreurt weinig mogelijkheden ziet om haar verloving af te breken, maar ook op slinkse wijze tracht hem te koppelen aan haar jongere nicht Cassandra Otway, die net als hem heel traditioneel denkt. De meest onverwachte figuur blijft echter Margaret Hilbery, Katharines moeder die als onbezonnen en dromerig geschetst wordt maar zo blijkt doorheen de roman vaak de stem van de rede is en moderner in haar denken dan men vermoedt.
Nacht en dag toont aan hoezeer Woolf zich meteen al een getalenteerde schrijfster was die perfect de gewoontes en gebruiken van haar tijd kon analyseren en vertalen binnen een literaire traditie. Voor een moderne lezer kan het lang uitgesponnen verhaal dat zich voornamelijk focust op de verhoudingen van enkele jonge twintigers uit de hogere klassen langdradig overkomen in het bijzonder daar al snel duidelijk wordt hoe ze zich werkelijk voelen. De uitgebreide beschrijvingen van dagdagelijkse gebeurtenissen en gesprekken krijgen dan ook iets vermoeiend en onnodig al weet Woolf op die manier ook wel een tijdperk in transitie te schetsen dat voor tijdgenoten ongetwijfeld maar al te herkenbaar was terwijl een hedendaagse lezer zo een blik kan werpen op een nabij verleden. Woolfs tweede roman heeft niet de noodzakelijkheid noch de literaire vernieuwing van haar latere werk maar staat als klassieke roman wel op zichzelf.