“De roman van het jaar”, zo kopte NRC bij een bespreking van Ilja Leonard Pfeijffers jongste turf. Ook in de fameuze eindejaarslijstjes dook Grand Hotel Europa regelmatig op. Een literaire hype, of toch de Zauberberg van de 21ste eeuw?
Waar Grand Hotel Europa over gaat? Over de toestand van het huidige Europa. Over wat Europa tot Europa maakt. Over migratie. Over massatoerisme, eigenlijk de escapistische en luxueuze variant van migratie. Over de rol en de betekenis van literatuur, en van kunst in het algemeen. En, hoe kan het ook anders bij Pfeijffer, over vrouwen. En dus over liefde. Nogal veel voor één boek, misschien? Dat is buiten de auteur gerekend, want de in Italië woonachtige Nederlander blijkt uitstekend overweg te kunnen met een veelheid aan thema’s.
Kort samengevat zit de plot betrekkelijk eenvoudig in elkaar: auteur duikt onder in hotel om relatiebreuk van zich af schrijven. De terugblik op zijn recente biografische beslommeringen deint evenwel uit tot een reflectieve roman over de staat van Europa. Ligt de toekomst van ons aller continent in het uitbaten van ons erfgoed, of meer nog,in het verkopen van dat erfgoed door het om te vormen tot een lucratief pretpark waarin uitheemse toeristen op hun wenken bediend worden? Met de hem typerende flair voert Pfeijffer zijn onderzoek met de hyperbool als voornaamste stijlfiguur, hetgeen behalve tot menige geestigheid ook aanleiding geeft tot een diepte die via de polemiek ontstaat. These en antithese cirkelen immers geregeld om elkaar heen. Denk bijvoorbeeld aan de haat-liefdeverhouding die Pfeijffer koestert ten aanzien van het langzaam zinkende Venetië, waarvoor hij zijn dierbare Genua inruilt in het kielzog van de door hem aanbeden Clio.
Nooit is Grand Hotel Europa een sentimentele ode aan de vergane glorie van ons aller continent. De roman wasemt weliswaar een nostalgisch verlangen uit naar de tijd toen het klassieke muziekwezen nog iets anders was dan necrofiele verering voor lang gestorven componisten, of beeldende kunst nog technisch meesterschap en klassiek ambacht omarmde in plaats van in conceptuele nonsens te vervallen bij de schrikbare gedachte aan de eeuwigheid. Toch, en daarin schuilt Pfeijffers kracht, sluit de schrijver zich niet op in Europa’s roemrijke verleden. Zo omarmt hij de ideële rijkdom van Damien Hirst en diens expositie Treasures from the Wreck of the Unbelievable en laat hij zich ook meevoeren door Paganini’s capriccio’s in handen van een Aziatisch wonderkind. En uit de fascinerende en tegelijk geestige bedenksels rondom een verloren doek van Caravaggio blijkt bovenal dat Pfeijffer een Europeaan is in hart en nieren.
Ook wie de diagnose stelt, kan de ziekte in de lendenen hebben. Anders gezegd leeft de verteller net als Clio in een Europa dat langzaam ten grave wordt gedragen door een mondiaal neoliberalisme en het daaruit volgende massatoerisme als vorm van zelfverwezenlijking, en toch is het de enige plaats waar ze kunnen aarden. Of niet? In het prachtige slot duikt opnieuw het onderwerp migratie op, in spiegelbeeld. De op de vlucht geslagen Abdul incarneert een oeroud en nota bene Europees verhaal over de odyssee richting een beter leven. Wat nu als diezelfde omzwerving het lot is van een Europese intellectuele elite die zich niet kan verzoenen met vastgeroeste principes en tradities in het maatschappelijke weefsel?
Het genie van dit boek is dat het als een polyfone cantate over de lezer heen komt, en niet toewerkt naar een hapklare formule of een punt dat Pfeijffer absoluut wil maken. Integendeel blijft de schrijver tot in de finale vasthouden aan een spectrum aan thema’s, weliswaar geconcentreerd rondom de wurggreep van het verleden dat Europa in het heden verlamd achterlaat. Pfeijffers voornaamste ingrediënt is, behalve de talige virtuositeit, het vermogen om zelfs ernstige bespiegelingen met humor te larderen. Grand Hotel Europa mag dan geen omvattende filosofische studie van een tijdsgewricht zijn zoals Der Zauberberg, het is niet blind voor de huidige politieke agenda, het springt vindingrijk om met de potentie van de verbeelding binnen literatuur en het verbindt het tragische met het komische alsof het een koud kunstje is.
Zonder alle romans van de betreffende jaargang gelezen te hebben valt de uitdrukking “roman van het jaar” moeilijk hard te maken, maar Grand Hotel Europa behoort zonder twijfel tot het meest briljante proza dat ondergetekende recent gelezen heeft.