Genrelabels kunnen het makkelijk maken om over iets te spreken, maar er schuilt ook gevaar in. Al te vaak worden muzikanten met verwante afkomst of wortels op een hoopje gegooid. Zo ook bij de Cubaanse pianisten, van Gonzalo Rubalcaba en Roberto Fonseca, tot David Virelles en Aruán Ortiz. Het zou echter zonde zijn om ze allemaal over dezelfde kam te scheren. Het nieuwe album van Ortiz laat immers horen dat hij, ondanks de aanwezige roots, helemaal hors catégorie is.
Ortiz (°1973) bracht de eerste 23 jaar van zijn leven door in Cuba, meerbepaald in de provincie Oriente, die vaak beschouwd wordt als de bakermat van de Afro-Cubaanse jazz. Dat die invloeden zouden nazinderen in ‘s mans werk, viel dan ook te verwachten. Maar ze doen het op een minder directe manier dan verwacht. De weelderige ritmiek en poëzie van die specifieke traditie sijpelt door nadat ze eerder voor het licht gehouden werd, getransformeerd, aangepast aan zijn specifieke noden. Inside Rhythmic Falls bevat dus niet de jazz voor bij zwoele dansjes en mojito’s. Clichés blijven achterwege, wat centraal staat is een diepere verteltraditie en spontane interactie.
Daarvoor heeft Ortiz zich ook omringd met goed volk. Drummer Andrew Cyrille, intussen tachtig, was een van de eerste jazzdrummers om de volledige vrijheid te verkennen, wat hij ook als een van de eerste solo deed (What About? verscheen in 1969 op het legendarische BYG). Daarna was hij o.m. in dienst bij Cecil Taylor, Muhal Richard Abrahams en maakte hij grote sier met Trio 3. Recent beleeft hij een zoveelste piekperiode, met o.m. nog een gelauwerd album met Bill Frisell en Wadada Leo Smith. De jonge Cubaanse percussionist Mauricio Herrera viel de voorbije jaren te horen bij Steve Coleman, Marc Ribot en David Virelles, en zorgt met zijn uitgebreide instrumentarium (marímbula, Changüi bongos, catá, koebel) voor extra connectie met die wortels.
Maar net zoals Ortiz’ inspiraties verder gaan dan muziek en ook reiken tot literatuur (voor opener “Lucero Mundo” wordt een gedicht driestemmig gereciteerd, terwijl afsluiten gebeurt met de gezongen populaire song “Para Ti Nengón”), architectuur en schilderkunst, zo is ook zijn eigen praktijk een hoogstpersoonlijke combinatie van jazz, klassiek, vrije improvisatie en de geluiden die hij hoorde in zijn kindertijd. Hij werkt het uit met techniek, vernuft en verbeelding die voortdurend op elkaar inwerken, met soms kristalheldere exploraties die afgewisseld worden met nukkige rondjes ter plaatse trappelen en hier en daar een donderende uitval à la Cecil Taylor (“Conversations With The Oaks”). Die laatste duikt wel vaker op als referentie, maar dan doorkruist met ideeën van Paul Bley, Andrew Hill en Muhal Richard Abrams.
Natuurlijk is het niet enkel het aanzienlijke vermogen van Ortiz dat hier centraal staat, maar het samenspel met Cyrille en Herrera, dat uitblinkt in een organische flow, een kneedbaarheid die het cerebrale en fysiek in evenwicht houdt. De drummer, die net als Ortiz ook Haïtiaanse roots heeft, speelt daarin een belangrijke rol. Hij zorgde bij menig pianist – van Taylor en Abrahams tot Irène Schweizer en Geri Allen – voor een instinctieve puls die voor evenwicht zorgt. Hier ook is zijn lichtvoetige snare- en cimbalenwerk een plezier om naar te luisteren, zowel in meer frenetische stukken als donkere sfeermomenten. Het album speelt dan ook gul met kleuren en temperamenten, van het mysterie van “Marimbula’s Mood”, met Herrera’s kloeke duimpiano als kloppend hart, tot het nerveuzere “Golden Voice (Changüi)” en zelfs beklemmende “De Cantos Y Ñáñigos.”
Hoogtepunt is het tweeluik “Inside Rhythmic Falls. Part I & II” – het eerste een compact ritme-atelier, het tweede een krachtige tour de force met een donderende piano die zich vanuit het lagere register, en omgeven door een percussieve weelde, opwerkt naar het andere uiteinde – dat onderbroken wordt door “Argelier’s Disciple”, misschien wel een sterkste voorbeeld van hun trio-interactie. Het trio speelt daar met maximale vrijheid, en Ortiz met een dansende frivoliteit, maar verleent die een fascinerende samenhang, die steeds ontglipt en toch voelbaar blijft.
Inside Rhythmic Falls is dus geen klassieke Afro-Cubaanse trip die goed is voor een vingerknip, maar gelukkig kun je daarvoor elders terecht. Het is wél het geluid van een trio dat die invloeden op een meer subtiele en bewerkte manier laat doorsijpelen, op een begeesterd en begeesterend album, het zoveelste in een intussen uitmuntend oeuvre voor Intakt Records.