Wat is het toch dat zingende oude knarren zo onweerstaanbaar maakt? Is het omdat de waardigheid van de ouderdom zelfs de meest ongedurige rebel als Willie Nelson tot een baken van volwassenheid en levenswijsheid kan maken? Toont het aan dat ze de real deal zijn, dat ze het altijd al geméénd hebben en dat ze ongevoelig zijn voor sleet? Omdat het muzikanten zijn die, liever dan weg te kwijnen in een hoekje, zingend ten onder willen gaan, alle kwalen van het onafwendbare verval negerend?
Johnny Cash, Leonard Cohen, David Bowie en de oudjes van de Buena Vista Social Club deden het al voor en vonden in de herfst van hun bestaan nog een artistieke ader om aan te boren. De 87-jarige Willie Nelson schenkt ons met “First Rose of Spring” voor onze zondagochtenden een prachtige portie levenswijsheid en melancholie, verpakt in een deken van slide-gitaren en subtiele muzikale omkadering. Drums worden gestrééld, piano’s besnuffeld en de bas geminnekoosd.
Deze zuinige muzikale omkadering richt het spotlicht volop op die wijze woorden van Nelson, bedolven onder een stem met een dikke laag patina op. Heren van 87 jaar hoeven niks meer te bewijzen, ze laten de Sturm und Drang over aan de jonkies. Spitsvondigheid en clevere zinssneden hebben niet altijd dezelfde sterke zeggingskracht als wat sommige mensen als clichés zouden bestempelen. Clichés die gezongen worden door lui die alles al hebben meegemaakt, zijn geen clichés meer, het zijn levenswijsheden. Zulke lui wéten tenminste dat alle opsmuk ijdelheid is.
Na twee minuten ruimt de zanger baan voor een solo op zijn gitaar, doorleefd gespeeld zoals alleen handen met groeven in kunnen spelen, met alle imperfecties als extra troeven. Technische virtuositeit is waardeloos in deze wereld van gevoelens.
Dit nummer is prachtig, als een ontluikende bloem op een lenteochtend – om het maar eens met een cliché te zeggen. Het zal te vinden zijn op zijn nieuwe, gelijknamige album dat verschijnt op 24 april.