Temidden haar set legde Jenny Hval de muzikale bezigheden even stil voor zogeheten storytime, een vrij banale navertelling van een semi-opmerkelijke YouTube-video waar ze goedkope metaforiek in analyseert om zichzelf verhalen mee te voeden. Daarmee legde ze meteen de vinger op de zere wonde van de live-renditie van The Practice Of Love. Live stonden de songs er nog sterker dan op plaat, maar de bij momenten behoorlijk knullige performance leidde daar de aandacht té vaak van af.
The Practice Of Love is Hvals meest toegankelijke, meest herbeluisterbare en misschien ook wel beste werk sinds Innocence Is Kinky. Het trance-geluid dat het album kleurt maar nooit overwoekert, werd live nog sterker naar voren gemixt zonder dat er ooit platte dansvloerrefenties gepleegd werden, maar eveneens opgeluisterd met een organische component dankzij de meerstemmige begeleiding — soms zo subtiel als een paar ademhalingen — en een saxofoon die steevast op het juiste moment op de voorgrond trad. Het zette een nummer als “Six Red Cannas” steviger in zijn individuele schoenen en maakte het tot meer dan de schakel in de flow van het geheel die de albumversie is. Ook het refrein van het melancholische “AshesAshes” waaierde live verder open tot de gedroomde afsluiter. De hele set lang toonde Hval ook hoe indrukwekkend haar stembeheersing is: soms bedrieglijk dun op het eerste gehoor, maar prettig onverwacht modulerend in een spel met de melodie en steevast op het juiste moment samenvallend met de aanvullende vocals van haar drie vrouwelijke bandleden.
The Practice Of Love is thematisch gezien ook de meest losse plaat sinds Innocence Is Kinky, zeker in vergelijking met het forse statement van de conceptuele voorganger Blood Bitch, en dat liet zich helaas ook sterk voelen in het performatieve aspect. De avond begon nochtans veelbelovend: je voelde je knus verwelkomd in de intieme Soetezaal waar de band al op het podium stond, een gevoel dat alleen nog maar versterkt werd wanneer Vivian Wang plaatsnam achter een warm verlichte camera voor een intieme reflectie op de persoonlijk betekenis van liefde in de aanloop naar “Lions”. Nadien belandden we echter in een aaneenschakeling van scènes waar speelsheid waarschijnlijk een rode draad in vormde. Veel geploeter in het zand alvast, steeds groter wordende cat’s cradles, en een dagboek dat tot tweemaal toe — een keer te veel en de tweede keer ook nog eens te lang — met een vingerpotlood beschreven werd.
Hier en daar charmeerde een beeld (de laptop uit zilverpapier), nu en dan bood het een esthetische meerwaarde (de detailopname van de rode handschoen), maar vaak verpestte het het tempo van de voorstelling (de gebarenchoreo). Voornamelijk had je vaak het raden naar de betekenis en leek iedereen maar wat te doen dat het niveau afstudeerproject slechts zelden oversteeg. Slechts enkele keren gaf de act echt een meerwaarde aan een song: de intieme versie van “Thumbsucker” waarbij de hele band in een tentje kroop en schaduwmonsters maakte en Hval die in enkele projecties dook op de tonen van “Accident”. Graag volgende keer ofwel meer van dat, ofwel een gewoon concert opgeluisterd met wat visuals.