In de maanden die voorafgingen aan de release van Jojo Rabbit (en de Europese première op het filmfestival van Turijn), werd rond de film een behoorlijke hype opgebouwd. Die legde vooral de nadruk op de aangebrande combinatie van nazisme en komedie en op de figuur van regisseur Taika Waititi. De campagne positioneerde de prent als een soort ‘Indie’ – event, als betrof het een nieuwe Quentin Tarantino. De vraag die daarbij rijst is ‘wie maakte van Taika Waititi in godsnaam een ‘auteur’?
De man draaide het onafhankelijke Boy, zette zichzelf in de kijker met televisiewerk en liet zich vervolgens inlijven door Disney voor het inblikken van een zoveelste aflevering in het ‘Marvel Cinematic Universe’: Thor: Ragnarok. Nu ook de broers Anthony en Joe Russo als producenten van 21 Bridges plots ‘de visionaire regisseurs van Avengers: Endgame‘ zijn, is Disney (dat sinds de overname van Fox nu ook eigenaar is van producent ‘Fox Searchlight Pictures’ dat Jojo Rabbit produceerde) er blijkbaar in geslaagd de huurlingen die braaf hun geüniformiseerde huisstijl volgen, te verkopen als cineasten met een visie. In het geval van Jojo Rabbit is het alvast zo dat de keizer bijzonder weinig kleren om het lijf heeft en de film uiteindelijk zo goed als niks te bieden heeft.
De ‘gimmick’ van Jojo Rabbit bestaat erin dat het hoofdpersonage Jojo, een tienjarige jongen die in het Berlijn anno 1945 leeft en een overtuigde kleine fascist is, als ingebeelde vriend geen snoezig beest heeft, maar Adolf Hitler zelf, met wie hij absurde ingebeelde conversaties voert. De Führer is zijn spirituele mentor die ook zelf echter niet van de slimste blijkt te zijn. Jojo’s onwrikbare geloof in het nazistische gedachtegoed komt evenwel onder druk te staan wanneer blijkt dat zijn moeder (Scarlett Johansson die met een geforceerd Duits accent spreekt) een jonge Jodin op zolder verborgen houdt en haar verschijning niet blijkt te stroken met de vreselijke verhalen die hij over de vijanden van het vaderland te horen heeft gekregen.
Op papier (dit is een verfilming van de roman Caging Skies) zullen bepaalde ideeën ongetwijfeld feilloos gewerkt hebben. In de filmversie worden ze de nek om gewrongen door de allesbehalve subtiele stijl van de regie. Soms heb je het gevoel dat Waititi nauwelijks vertrouwen heeft in het materiaal en overal nog een schepje bovenop moet doen. Dat geldt voor de veel te lang uitgesponnen en te vaak herhaalde grappen en vooral voor de opzichtige en zelfingenomen manier waarop de regisseur probeert om de stijl van Wes Anderson te emuleren. Dat die veel meer finesse vraagt dan het oppervlakkig kopiëren van wat visuele kenmerken, wordt hier pijnlijk duidelijk.
Naarmate de film vordert weet Taika Waititi dan toch enigszins het juiste ritme te vinden en tovert hij een paar echt geslaagde momenten voor de lens: een akelig beeld van donkere ramen die als levenloze ogen de nasleep van een executie gadeslaan en een paar bijzonder fraai georchestreerde huiselijke scènes waarin de relatie tussen de jongen en zijn moeder wordt vormgegeven. Tijdens de zwaar aangezette finale halen het maniërisme en het doorzichtige effectbejag het opnieuw op de subtiliteit, waardoor finaal van de ontmaskerende parodie die dit in wezen is, niet veel meer overeind blijft.
Jojo Rabbit is zeker geen regelrechte ramp, maar iets meer fijngevoeligheid en minder drang tot zelfbevestiging door het op makkelijke en doorzichtige manier appropriëren van andermans stijlfiguren, hadden de film absoluut ten goede gekomen.