Ergens halverwege Fernando Meirelles’ The Two Popes, zit er een prachtig ‘tracking shot’ waarin Meirelles’ vaste fotografieleider César Charlone het licht verandert terwijl de camera de Sixtijnse kapel onthult. Het is een van de weinige echte spirituele momenten in deze hagiografie, die enkel zichzelf lijkt te ontstijgen wanneer er lichtinval mee gemoeid is (er is een even mooi ‘shot’ van de aankomst in St Pieters te Rome) en de film het preken achter zich laat. Sinds een kleine week in de zalen te zien, maar nu ook op Netflix, dat daarmee de wijzigende patronen binnen het release-systeem gestaag verder uitbreidt.
Het brede verhaal van The Two Popes gaat over de machtswissel die plaatsvond aan het hoofd van de katholieke kerk, toen Kardinaal Ratzinger – Paus Benedictus – aftrad en zijn opvolger Bergoglio – Paus Franciscus – het roer overnam. Het meer specifieke relaas draait om de persoonlijke ontmoeting die de beide kerkleiders hadden in het zomerverblijf van Ratzinger, een moment waarop Bergoglio wou aftreden omdat hij zich niet langer kon verzoenen met de conservatieve houding van de kerk en naar verluidt zou de toenmalige paus op dat moment vrede zijn beginnen nemen met de hervormer die hij nooit gesteund had, als zijn opvolger.
Het leeuwendeel van de film is toegespitst op de gesprekken die de mannen voerden en de vaak tegenstrijdige visies op geloof en leer die ze uitwisselden. Dat had best bijzonder boeiend materiaal kunnen opleveren: Benedictus zag zich geconfronteerd met het aanslepende schandaal rond seksueel misbruik door priesters en kreeg steeds meer kritiek te verduren omwille van zijn bijzonder conservatieve houding, terwijl de Argentijnse kardinaal openlijk pleitte voor een andere koers. Met twee uitstekende hoofdrolspelers, krijgen de figuren ook echt inhoud: Jonathan Pryce is bijzonder sterk als Bergoglio, maar vooral Anthony Hopkins zet een ijzersterke vertolking neer als de wat stugge en weinig communicatieve Ratzinger. De kans om een echte verkenning te worden van verschillende beleidsstandpunten, wordt echter tenietgedaan door het weinig subtiele scenario. Van bij het begin is het immers duidelijk dat de film opgezet is als een lofzang op Paus Franciscus : hij is de joviale ‘man van het volk’ die houdt van voetbal en Abba en die zijn liberale visie op eloquente wijze weet te verdedigen. Zijn gesprekspartner daarentegen is een norse pilaarbijter die niet eens weet dat Yellow Submarine een nummer van The Beatles is en die schijnbaar halsstarrig blijft vasthouden aan allerlei ouderwets decorum. Enige nuance – ook de huidige paus gooide niet zomaar alle dogmatiek overboord – was op zijn plaats geweest en hoewel de film in het tweede deel Ratzinger enigszins in een beter daglicht begint te stellen, blijft het ook hier meten met twee maten en twee gewichten: we krijgen uitgebreid te zien hoe de jonge Bergoglio als leider van de Jezuïeten worstelde met de houding die de orde moest aannemen tegenover de militaire dictatuur die zijn thuisland regeerde in de jaren zeventig – openlijk verzet of stilzwijgen om zo clandestien levens te redden – maar de biecht die zijn voorganger doet, wordt ons onthouden.
The Two Popes is verre van een miskleun en vat met de discussies en ontmoetingen vaak in kleine momenten van sterke filmkunde. Meirelles demonstreert echter al lang niet meer het grote talent dat hij toonde in Cidade de Deus en slaagt er ook nu niet in om van de prent echt iets bijzonders te maken, niet vormelijk en al helemaal niet inhoudelijk.
Nam Benedictus het roer over van Benedictus?