De hele maand december blikt enola terug op het afgelopen jaar met de interviewreeks DIT WAS 2019. Daarin laten we artiesten aan het woord die het jaar maakten of wier plaat onterecht onopgemerkt de vergetelheid indook.
Het was halsstarrig uitkijken naar de nieuwe Wallace Vanborn. Vijf lange jaren hebben Ian Clement en de zijnen ons laten wachten op een vervolg op het magistrale The Orb We Absorb, dat er eindelijk gekomen is in de vorm van A Scalp For The Tribe. We namen dus maar wat graag gebruik van de gelegenheid om wat bij te praten met de immer bedachtzame man, voor we weer zo lang moeten wachten!
enola: Je bent het ondertussen ongetwijfeld kotsbeu om erover te praten, maar ik wou toch nog eens terugkomen op heel dat psychoseverhaal. Eerlijk, toen ik las dat je een psychose had tijdens de opnames van The Orb verschoot ik niet echt. Ik vind dat je dat aan die plaat hoort. Die vocals, je zit er zodanig in; er zit niks filter tussen jou en die micro. Is dat ook jouw idee, dat dat effectief de performance kleurt?
Ian (zang, gitaar): “Sowieso. Enfin, er is een ander aspect van jou aan zet als je dan voor de micro staat. Alle dingen waar je normaliter in hervalt, zoals overdenken en twijfels, vallen allemaal weg. Het is een belangrijke momentopname uit mijn leven als mens. Ongeacht wat dat album al dan niet bereikt heeft, of hoe die bij mensen binnenkomt.”
enola: Ik denk dat die plaat ook juist daardóór harder binnenkomt. Ik wil daarmee niet zeggen: “Joepie, amai, kei goe dat ge toen niet goed waart”, maar dat je daardoor wel een plaat hebt met een serieus gewicht. A Scalp For The Tribe is ook heel goed hé, laat ons heel duidelijk zijn.
Ian: “Ja, het grootste verschil is de noodzaak. Alles op The Orb klinkt alsof het echt … moést. Nu mócht het iets meer. Dat is ook al een keer bevrijdend.” (lacht)
enola: Je hebt er kennelijk ook meer plezier in. The Orb heeft voor mij altijd geklonken als een plaat van … fuck it. Ik vind dat ook wel een beetje een merkwaardige evolutie: van zo’n langspeler naar “Allez kom, laten we toch een beetje positief zijn en misschien een beetje praten met elkaar”.
Ian: “De sprong van Orb naar Scalp is heel groot, maar de mindset waar ik toen in zat, voor en tijdens de opnames, en in de nasleep van The Orb We Absorb, dat is gewoon geen gezonde staat van zijn. Maar ook – en dat vind ik wel belangrijk om aan te stippen – we bezitten allemaal wel dat nihilisme.
Daarmee wil ik ook niet zeggen dat je optimistisch moet zijn door oogkleppen op te zetten. Het is gewoon eerder uit een soort van instinctief zelfbehoud dat ik ervoor gekozen heb om positiever in het leven te staan, al is ‘kiezen’ veel gezegd. Het is ook niet constructief om je emoties zo te laten meeslepen met alles dat er gaande is.”
enola: Klopt, maar kan je dat tegenhouden?
Ian: “Als je een paar van die implosies meemaakt in het hoofd en je herstelt daarvan, dan kan je daar wel lessen uit trekken. Enfin, dat heb ik toch proberen doen.
Je hebt ook geen vat op je emoties – in die zin dat je ze niet in een houdgreep kan nemen en tot iets kan dwingen. Maar voor een groot deel kan je je emoties wel coachen. Niemand kan zich echter behoeden voor wat er allemaal gaande is: het drama wacht bij iedereen om de hoek. Daarom moet je nog niet leven met het idee “Drama gaat mij bespringen, ik weet het, het is daar, het komt …”
enola: Dat leidt ons tot de eeuwenoude vraag: moet een artiest afzien om goed werk af te leveren?
Ian: (kordaat) “Nee. Iedereen, ikzelf ook, maakt zichzelf – maakte in mijn geval, verleden tijd – dat wijs. Vóór ik die verschillende familieleden op korte tijd verloor, had ik steeds het gevoel dat ik, als ik op zoek was naar emotie in een nummer, mijzelf iets voorloog. Dat het van niet diep genoeg kwam, dat het niet eerlijk was. Als je zo’n dingen meemaakt, begrijp je wel dat dat als een vehikel kan dienen om emoties van je af te schrijven. Maar om te zeggen dat dat artistiek waardevol is, weet ik niet. De vraag is ook: “Is het niet gewoon belangrijker om gelukkig te zijn? Maak je niet liever ietsje minder goede kunst, dan … ?”
Ook het idee dat geestverruimende middelen als glijmiddel hoeven te dienen, laat ik graag links liggen. Mijn drug of choice is altijd al gewoon cannabis geweest, maar sinds ik daarmee gekapt ben, heb ik niet de indruk dat ik nu de woorden niet kan vinden of geen inspiratie heb. Ik was daar ook wel bang voor, maar volgens mij werk je zelf blokkades in de hand door daar schrik van te hebben.”
enola: Over teksten gesproken … In de twee eerste albums zit nogal een stevige puls, iets dansbaar. Dan ga je van daar naar The Orb, dat niet alleen qua teksten maar ook qua klank veel donkerder is. De nieuwe zit daar zo’n beetje tussenin. Maar qua teksten heb ik altijd gevonden dat ze op The Orb gewoon recht in je smoel staan. Ook hoe dat gemixt is, allemaal super hard in your face. Ten tweede zitten die vol met beelden die je echt grijpen. Dat heb ik met de nieuwe plaat veel minder. De stem staat precies meer op de achtergrond. Is dat een illusie die ik mij maak, of klopt dat?
Ian: “De sense of urgency van The Orb is een heel ander beest dan waar we nu beland zijn. Als je het over een soort van evolutie in de lyrics hebt, en over de muziek, dan beaam ik je statement dat er iets meer ‘dance’ zat in de eerste twee platen, en dat er iets meer ‘groove’ aanwezig is sinds The Orb. Dat zit op de nieuwe plaat ook hier en daar, zij het iets minder stoffig. Allez, The Orb voelt voor mij wat… ja… stoffig , en dat heeft ook zijn kwaliteiten. Bij de eerste twee platen was ik nog volop op zoek naar wat ik eigenlijk écht wou zeggen, en hoé zeg ik dat? En het testen hoe ver ik mijn vocabulaire kan stretchen, welke woorden kan ik hier in jongleren, en zegt dat dan iets?
Die eerste twee worpen zijn tekstueel een stuk abstracter dan The Orb. Bij The Orb heb ik echt mijn best gedaan om meer met beeldspraak te werken – iets poëtischer, maar ondertussen ook minder abstract. Enfin, dat men eerder een soort van leidraad kan vinden eens men inhaakt in het nummer. Lyrics en vocals staan echt up front. Dat was Chris (nvdr: Goss, producer) zijn keuze om dat zo aan te pakken. Bij Scalp zijn er nummers zoals “Mastering Ascension” waar de vocals ook echt geduwd worden, maar ’t is niet iets dat we doorgetrokken hebben over heel de plaat. In die tien nummers hebben we momenten genomen om de tekst echt te onderstrepen, terwijl we in andere songs gewoon graag willen rocken.”
enola: Ik vind ook dat je drummer weer fameus funky aan het doen is, zelfs jazzy op bepaalde momenten. Subtiel, maar neem nu “Devil In A Brother”. Die hi-hat! Elke keer als ik dat hoor denk ik van “woaaah, gast!” Die kerel is echt beiregoed. Ik heb de indruk dat hij zich veel meer… ik ga niet zeggen dat hij zich meer aan het amuseren is, want daar kan ik niet over oordelen, maar dat hij zich veel meer laat gaan. The Orb is wat strakker, terwijl hij op de twee eerste platen effectief ook funky bezig was. Op de nieuwe plaat zou ik bijna de drumpartij er kunnen uitpakken en die op zijn eentje beluisteren van A tot Z.
Ian: “Wat leuk is aan samenwerken met Sylvester is dat je weet dat hij een enorm vocabularium heeft als drummer. Daardoor is het gewoon kwestie van te zeggen waar hij zich moet inhouden en waar het ‘zijn moment’ is. Dat vind ik wel leuk ook aan een project als Wallace Vanborn. Ook al sta ik voor de teksten en schrijven we de muziek samen, toch kan ik dat toch aan iemand geven en zeggen: “Zelfs al zijn die nummers niet voor u, check die drums eens, want die zijn echt goed.” Dat is tof, want dat is dan niet mijn verdienste. Dat is toch ook een aspect van je project waar je trots op kan zijn.”
enola: Zeker. Ik las dat jullie voor deze plaat even in gesprek zijn geweest met Joe “evil” Baressi. Wat een legende! Ik vond dat op zich grappig vermits de sound van de nieuwe plaat. Baressi ligt echt wel volledig in het verlengde van The Orb qua sound. Is dat een van de redenen dat jullie uiteindelijk hebben besloten om het toch niet te doen? Om niet te veel in datzelfde stramien te blijven?
Ian: “Het was een samenloop van vanalles en nog wat. Ik heb heel veel over en weer zitten mailen met Joe. We waren bezig over de preproducties, en hij heeft hier en daar ook wat suggesties gedaan. Samenwerken met hem is wel iets dat op mijn bucketlist staat. Dat zou ik heel graag eens doen.”
enola: Daar kijk ik dan absoluut naar uit. Op zich vind ik het al ongelooflijk cool dat die man met zijn palmares – Queens Of The Stone Age, TOOL – toch bereid is om te praten met dé Wallace Vanborn uit Gent.
Ian: “Ja, sterker nog: hij was degene die ons benaderde. Chris had hem The Orb doorgestuurd en hij heeft ons gevraagd om eens samen te werken.”
enola: (raapt zichzelf op van de grond) Wow! Is dat waar je het voor doet?
Ian: “Dat doet wel echt deugd.”
enola: Ik kan mij wel inbeelden dat je dan beseft dat je toch niet voor niets bezig bent. Misschien een beetje te cru nu, maar neem nu dat verhaal van die twee vrienden die vijf jaar geleden zeiden dat ze volop voor de muziek gingen, en uiteindelijk is dat toch niet helemaal gelukt. In België is dat sowieso al niet evident, en dan komt die verdomde taalgrens er nog een keer bij. Als ik mij niet vergis ben jij al wel heel je leven professioneel met muziek bezig?
Ian: “Ja, eigenlijk wel. Zeer lang geleden heb ik wel eens enkele maanden in een Game Mania gewerkt. Maar de enige manier om te leven van muziek is voor mij de combinatie van dingen. Zo heb ik Wallace Vanborn, mijn soloproject, speel ik live mee met Almighty Mighty (een project met onder andere enkele dEUS-leden) en ondertussen produce ik ook. Wallace Vanborn alleen betaalt mijn huur dus niet. Het probleem is ook dat het bastion Vlaanderen, België, heel moeilijk is om met rockmuziek naar buiten te komen. Ik blijf erbij dat Wallace Vanborn er anders had uitgezien indien wij uit Californië kwamen.”
enola: (verbaasd) Denk je dat echt? Als je muziek gemaakt werd door drie Amerikanen zou dat beter aanslaan denk je?
Ian: “Daar ben ik redelijk zeker van. Maar we zijn ook gebonden aan het leven hier. Destijds, toen we die plaat met Chris aan het maken waren, zei hij ook van “Gasten, jullie moeten gewoon hier komen wonen, van hieruit werken. Maak hier je uitvalsbasis van, geef dat een jaar of vier of vijf …” Maar onze levens zijn hier. En ik weet ook niet in hoeverre dat het sterrendom of world domination nog zo’n prioriteiten zijn.”
enola: Niet per se world domination, maar wel comfortabel kunnen leven, of op zijn minst zonder dat je moet gaan bijklussen. Dat maakt het al snel wat cynisch, hé. Dat brengt ons bij de frustratie die ik al een paar keer heb gelezen in interviews omtrent wat tegenwoordig op de radio wordt gedraaid. Is dat terecht? Waarschijnlijk wel, maar aan de andere kant … de massa is ook maar gewoon de massa.
Ian: “Wel ja, het is give the people what they want, en als ze McDonalds willen dan geef je hen cheape hamburgers. Maar als dat het enige is waar je op moet overleven, gaan je aders dichtslibben.” (lacht)
“Men is nog steeds bezig met het groeien van talent, maar, en dat zie je nu bijvoorbeeld in de Nieuwe Lichting, men is echt op zoek naar iets dat nog niet iets ís. Men wil graag iets heel jong dat nog volop puberaal is, dat nog compleet in ontwikkeling is, dat eigenlijk nog niet echt goed is, maar goed zou kunnen zijn.”
enola: Iets dat je kan sturen – om er een product van te maken?
Ian: “Ja. En als je iets gaat aanbieden dat al een volwassen product is, dan heb je het moeilijk. Maar alles gaat mee, hé. Hoe groter je bent, hoe groter je promokosten zijn, hoe groter je productieteam … die kosten lopen ook mee. Als je succes als een soort van ladder beschouwt, dan groeien op elk niveau je problemen mee. Als je tourt met Blood Red Shoes of met Trixie Whitley, dan merk je dat dezelfde problemen aanwezig zijn op een ander niveau. Die mensen hebben meer succes, maar maakt hen dat gelukkiger? Dat weet ik niet.”
enola: Dus beter een grote vis in een kleine vijver, dan een kleine vis in een grote vijver?
Ian: “Ik weet het niet. Beter je best doen om niet te veel vast te hangen aan het idee van geluk, van succes, want dat maakt je niet gelukkig – ik zal het zo zeggen.”
enola: Misschien niet succes, maar wel erkenning.
Ian: “Eigenlijk is erkenning altijd waarvoor we het allemaal aan het doen zijn. Een mail van Joe Baressi doet mij eigenlijk meer.”
We zitten al een uur te praten als Ian, net als zijn naamgenoot Peerens, geroepen wordt door het repetitiekot. De recorder gaat af en we keuvelen nog wat voort. Ik vertel dat ik veel respect heb voor zijn bandleden, en eender wie die, zoals hen, een vaste job heeft omdat ze niet kunnen leven van hun muziek, maar de muziek niet opgeven. Probeer het maar eens allemaal te combineren – inclusief een gezinsleven. “Achter elke man staat een sterke vrouw”, zegt Ian. “Dat geldt zeker ook voor mij.” En voor je het weet krijg je twee dertigers die tegen elkaar staan te vertellen hoe blij ze wel niet zijn met hun vriendin. Een tijdje later voegt hij er nog aan toe: “Dat van die sterke vrouwen mag je er zeker ook inzetten. Misschien is het wel dankzij hen dat Wallace Vanborn nog bestaat.”