Er zijn zo van die songschrijvers die schijnbaar achteloos goeie platen uitbrengen, maar toch gedoemd zijn voor een klein publiek te blijven spelen. Nummer zoveel in die reeks: Simon Joyner.
Het is veelzeggend natuurlijk dat een recensie van Simon Joyner noodgedwongen moet beginnen met een inleiding tot ‘s mans leven en werk, hoewel hij reeds in 1992 debuteerde met Umbilical Chords en sindsdien met de regelmaat van een klok goeie albums uitbracht. Joyner is afkomstig uit de DIY-scene van Omaha, Nebraska. Een scene die artiesten als David Nance en – vooral — Conor Oberst voortbracht. Wijlen John Peel zorgde ooit voor opschudding door een van Joyners platen integraal te spelen tijdens zijn radioprogramma op de BBC. Muzikaal is Joyner erg schatplichtig aan Leonard Cohen, Townes Van Zandt en de onvermijdelijke Bob Dylan.
Voor Pocket Moon ging Joyner wat buiten zijn comfort zone. Zo wou hij dat het album opgenomen werd zonder zijn vaste groep muzikanten op wie hij normaal een beroep doet. Vaste compagnon de route Michael Krassner kreeg de taak om een aantal muzikanten bij elkaar te zoeken met wie Joyner nog nooit samengewerkt had. Tegelijk liet hij zijn vertrouwde Nebraska achter zich om het album te gaan opnemen in Arizona. Ondanks deze veranderingen vallen er op het album geen dramatische stijlbreuken vast te stellen.
Was voorganger Step Into The Earthquake (2017) politiek geïnspireerd dan keert Joyner hier weer terug naar nummers met een persoonlijke inslag. Maar muzikaal volgt dit nog altijd het vertrouwde recept. Nummers die gediend zijn door hun sobere begeleiding, waarin het verhalende centraal staat. Simon Joyner mag dan geen groot zanger zijn — en dat is eufemistisch uitgedrukt — maar toch stoort dat nooit.
Neem een nummer als het zacht wiegende “Tongue Of A Child” — om er een van de beste van het album bij te nemen — waar de piano en cello mooi subtiele accenten leggen. Een mooi voorbeeld van hoe hij z’n eigen ding weet te doen met de invloed van z’n voorbeelden, in dit geval Leonard Cohen. De ene keer legt Joyner het tempo wat hoger (“You’re Running Away, David”), een ander keer maakt hij er net een trage, slepende song van (het beklijvende “Blue Eyed Boy”). “The Last Time I Saw you, Richard” is dan weer Dylanesque, iets wat Joyner er nog wat maar op smeert door de verwijzing naar de grootmeester (“And that hessian’s kiss you hid with the scarf from Blonde On Blonde”).
Pocket Moon is een sober, ingetogen album geworden. Een collectie van schijnbaar eenvoudige, wat melancholische nummers waarin een mijmerende Joyner kijkt naar de wereld rondom hem. Een album van een niveau zoals we dat van Joyner ondertussen gewoon zijn. Eentje dat een groter publiek verdient dan het zal krijgen, maar daar heeft Joyner zich ondertussen al bij neergelegd, vermoeden we.