Het pijnlijkste gegeven aan Ford v Ferrari (In Europa uitgebracht onder de titel Le Mans ‘66) is de vermelding van Michael Mann als ‘executive producer’. Mann werkte al enkele jaren met acteur Christian Bale aan de ontwikkeling van een biografie rond automagnaat Enzo Ferrari en zou initieel deze adaptatie van het boek Go Like Hell: Ford, Ferrari and Their Battle for Speed and Glory at Le Mans regisseren. Nadat ook Joseph Kosinski uit de boot viel, kwam de regie uiteindelijk in de handen van James Mangold terecht. Diens versie is relatief verdienstelijk, maar je mag er niet aan denken wat hyperstilist Mann met hetzelfde materiaal had aangevangen.
Van bij de start is dit immers een universum dat Mann – die sinds het zwaar onderschatte Blackhat dat in Europa niet eens in de zalen werd uitgebracht, geen enkele film meer regisseerde – op het lijf geschreven is: mannelijke ‘professionals’ die uitstekend zijn in wat ze doen, maar die ook niet in staat zijn iets anders te doen of te zijn dan datgene waarin ze excelleren.
Matt Damon is Carroll Shelby, een van de weinige Amerikaanse winnaars van de 24 uur van le Mans, die noodgedwongen moest afzien van verdere deelnames omwille van hartproblemen. Hij wordt op een dag benaderd door Ford om een racewagen te bouwen die in staat moet zijn de hegemonie van Ferrari te breken. De tweede protagonist is Ken Miles (Christian Bale), de uitstekende, maar onhandelbare racer die de wagen naar de overwinning moet loodsen.
Dit kloeke sportdrama is op zijn best wanneer de fascinatie van de hoofdpersonages voor wagens en mechaniek centraal wordt geplaatst: de minutieuze tests die de wagen sneller moeten maken, de gedetailleerde voorbereidingen en de onvoorspelbare realiteit van de races. Precies omdat die onderdelen van de film zo goed overeind blijven, is het een beetje jammer dat Mangold weinig aandacht heeft voor de esthetische zijde van de techniek: voor een film die door snelle wagens en mechaniek gedomineerd wordt, is er weinig aandacht voor het in beeld zetten van technische perfectie.
Veel problematischer is echter dat wanneer het er – zoals bij de wagens waar alles om draait – op aankomt om ballast en gewicht te verliezen, Ford v Ferrari duidelijk niet over een team beschikte dat op tijd met drastische hand ingreep. Er zitten te veel dramatische subplots in de prent, die het ritme voortdurend stokken. Er is de moeilijke relatie tussen de beide hoofdpersonages, maar ook de spanningen tussen Damon en de marketeers van Ford die hem in toom willen houden en vooral de emotioneel veel te overheersende relatie tussen Bale en zijn gezin. Zodra een van die verhaallijnen de overhand krijgt, valt de motor van de film letterlijk stil en blijft alles in rondjes draaien tot er eindelijk weer ruimte is voor de kern van het opzet.
Die kern is gelukkig zeer sterk aanwezig in het laatste half uur wanneer het verhaal zich toespitst op de race waar alle som draait: de 24 uren van Le Mans in 1966. Ook hier zijn er weer overbodige zijsprongen, maar over het algemeen slaagt Mangold er in om de cruciale krachtmeting op rake en goed geritmeerde manier te vatten.
In handen van Michael Mann was dit wellicht een overweldigende filmische ode geworden waarin de vormtaal van het medium en de technische perfectie en kunde van het onderwerp met elkaar een symbiose ware aangegaan. In handen van James Mangold is dit een redelijk geslaagde ‘biopic’ die weinig om het lijf heeft om ook echt te blijven hangen.