Met laatste nieuwe I Love You. It’s A Fever Dream onder de arm trekt Kristian Matsson een tigste keer de wereld rond om zijn fans te verblijden en te ontroeren. Zijn halte in België is dit keer de AB. Het is koud en druilerig buiten: enola spoedt zich de AB in Brussel binnen om zich op te warmen aan The Tallest Man On Earth.
Julie Byrne opent de avond met het soort fluisterfolk waarbij we ons spontaan bijna verplicht voelen het weinig betekenisvolle cliché “intiem” boven te halen. Dat we bij de les blijven, heeft Byrne te danken aan het feit dat ze effectief iets te zeggen heeft, en dat ook met verve vertolkt. Ze verkent fysiek amper de ruimte – het podium van de AB oogde zelden zo leeg, al goed dat ze een vriend meebracht om synths te komen spelen – maar haar songs konden het publiek wel warm maken. En da’s uiteraard niet minder dan de bedoeling, maar The Tallest Man On Earth inleiden, ’t blijft een moeilijke opgave.
Een makkelijke opgave dan weer voor de organisatie is zo’n artiest die niet meer dan stem en instrument nodig heeft: geen handen vuil te maken aan het opzetten van een uitgebreid visueel podiumconcept. Stipt op tijd komt The Tallest Man On Earth als een bezetene het podium op vlammen. Kristian Matsson heeft er als immer dik veel zin in: niet voor het laatst deze avond hebben de spots het niet onder de markt om zijn capriolen te volgen. Het openingssalvo raast voorbij als een wonderlijke wervelwind van één man, meteen inderdaad spreekwoordelijk de hoogste op aarde in zijn vak.
”Hotel Bar”, de opener van zijn recentste album, I Love You. It’s A Fever Dream, krijgt ook live een plaatsje voorin, en dat lijkt gepast, want de vertwijfeling over de eenzaamheid die de song typeert mag in een bredere context een mooi verhaal op de rails zetten. “I Won’t Be Found” en “The Gardener” zijn zo ook meer dan weggevertjes voor de fans van de eerste uren. We moeten zowat een kwartier diep in de set zitten, en Matsson botst nog altijd het hele podium rond, barstend van pure energie. “Geen drugs, pure adrenaline”, stelt hij ons gerust. Wel, wat het ook moge wezen: we’ll have what he’s having.
Of zijn instrumentatie of stem altijd raak is? Het zou ons weinig deren, want de pure energie die van zijn vertolking afdruipt is gewoon té aanstekelijk. Naar de helft van de set toe – we krijgen nog een nieuwe, “What I’ve Been Kicking Around”, een oudere, “Revelation Blues” en nog een nieuwe, “I’ll Be A Sky”, allemaal argeloos aan elkaar geschakeld alsof ze altijd al samen bestonden – komt de voet even van de gaspedaal. Zou Matsson vrezen dat ie misschien wat overdrijft met al die adrenaline? “Running Styles Of New York”, ook al van die laatste plaat, schippert zo een beetje tussen te traag en te snel. ’t Komt wel goed, naar dat einde van de song.
Voorbij “Like The Wheel” en “Burden Of Tomorrow” zijn we bij een korte pauze aanbeland, en Matsson charmeert met de onbetwiste oneliner van de avond – “I’ve written a lot of breakup songs, do you really want my phone number?” – de hele zaal. Het kort onderonsje brengt hem tot bij de piano voor een ingetogener versie van “Little Nowhere Towns”. Voor een publieksfavoriet als “Love Is All” haalt hij er opnieuw de gitaar bij, en even snel neemt hij de banjo in de handen voor “Time Of The Blue” en “Somewhere In The Mountains, Somewhere In New York”.
Het moet gezegd dat het gemak waarmee Matsson nog altijd het juiste instrument aan de juiste song op het juiste moment koppelt bewonderenswaardig is, alsof ie net zo goed eender welk nummer uit zijn repertoire eender waar in de set op eender welk instrument zou kunnen spelen. Dan nog zou het blijven plakken, tussen de oren én op het netvlies. Die switcharoo haalt ook nooit de vaart uit de set van uiteindelijk toch bijna twee uur lang. Met “1904” en het niet te vermijden en her en der meegezongen “King Of Spain” passeren we nog enkele hoogtepunten op weg naar de uitgang van de reguliere set. “Be nice to each other, and it’ll fucking spread”, spoort Matsson zijn fans nog aan. Zo creëer je mooie mensen, zie.
In de bisronde krijgen we nog enkele van die obligate nummers – “The Dreamer”, bijvoorbeeld, dat het verhaal afrondt met die bloedmooie tekstflard “Just enough dark to see / How you’re the light over me”. Afsluiten doet de geboren entertainer met “There’s No Leaving Now”, maar helaas, ’t zit er op. The Tallest Man On Earth heeft vierentwintig songs lang de verwarming in ons hart aangezet. Zoals verwacht, maar dan nog: we hadden het van doen.