Van 8 tot en met 18 oktober loopt het jaarlijkse Film Fest Gent. Hoogtepunten dit jaar beloven zeker te worden : Amazing Grace over het leven van Aretha Franklin, het Britse Beats, The Dead don’t Die van Jim Jarmush, Knives Out waarmee Rian Johnson terugkeert naar het misdaadgenre, The Lighthouse met Willem Dafoe en Robert Pattinson, documentaires over William Friedkin en filmcritica Pauline Kael en vooral … de Belgische première van A Hidden Life, de nieuwe film van Terrence Malick. Zoals elk jaar brengen onze recensenten u verslag uit, dat u dagelijks op deze blog kan volgen.(dvb)
6 Oktober
Aangezien recensenten de kans krijgen om een aantal titels reeds vooraf te bekijken – hetzij op persvisies, hetzij op buitenlandse festivals – geven we u vandaag reeds twee besprekingen mee van films die in Gent te zien zullen zijn.
Sons of Danmark (Danmarks Sønner)
Het wraakroepend slechte Sons of Danmark, is een boodschapfilm die het lesje dat de toeschouwer dient opgelepeld te krijgen, er op dergelijke manipulatieve manier inhamert dat de kijker zich gaandeweg eerder een hond in een Pavlov-experiment voelt, dan de toeschouwer van een film.
Het script van scenarist-regisseur Ulaa Salim wil ons (heel erg) duidelijk maken dat rechts populisme en rechts geweld hand in hand gaan en dat haat meer haat oproept, zowel aan de kant van wie er racistische ideeën op nahoudt, als aan de kant van blind Jihadistisch geweld.
Het verhaal opent met een bomaanslag, gepleegd door moslim-extremisten. Vervolgens leren we Zakaria kennen, een jonge migrant die zich laat opmaken om een aanslag te plegen op de rechtse politicus die op het punt staat de verkiezingen te winnen. Daartussen staat de figuur van Malik, een ideologisch zeer gematigde politieman van gemengde afkomst, die zowel undercover werk verricht, als dreigingsanalyses uitvoert met betrekking tot extremistische groepen aan beide kanten van de lijn.
Het is bijzonder duidelijk dat de film wil dat we ons vereenzelvigen met Malik, een rechtvaardige huisvader die zich niet laat meeslepen door enig haatdragend gedachtegoed. Om er voor te zorgen dat we elke stap in het indoctrinatieproces zeker nemen, hanteert Salim niet alleen een uiterst manipulerende emotionele vorm die hij dik aanzet met gezwollen muziek en lege mooifilmerij, hij zet ook nog eens de geijkte structuren van thriller en melodrama in om de kijker grondig te misleiden. Naarmate de plot vordert, zijn we immers verondersteld te gaan sympathiseren met de sluipende radicalisering van Malik. Wanneer aan het eind alle registers worden open getrokken voor een finale die zo bombastisch is dat het wansmakelijk wordt, wil de film dat de emotionele band die we opgebouwd hebben met het personage zo zwaar doorweegt (en daarvoor wordt elke truc uit het boekje gebruikt) dat we zijn daad ook nog gaan toejuichen. Deze schijnbaar gladde en vlotte thriller, verbergt dan uiteindelijk ook een bijzonder kwalijk kantje: ondanks de boodschap die blijkbaar elke vorm van haat wil verwerpen, is dit eigenlijk een impliciete goedkeuring van één vorm van zogenaamd ‘gerechtvaardigd geweld’. Filmmakers mogen absoluut stelling innemen, maar de zaken nemen een gevaarlijke vorm aan wanneer de middelen van het medium aangewend worden om de ware toedracht te verdoezelen. In die zin is Sons of Danmark niet alleen barslecht, maar ook ronduit verwerpelijk te noemen.(DVB)
Sons of Denmark (Danmarks Sønner), Denemarken – 2019, Regie: Ulaa Salim, Acteurs: Imad Abul-Foul, Rasmus Bjerg, Morten Holst, 120 minuten, Score: 1/10
Luce
Op een moment dat er in de Verenigde Staten sprake is van een zekere ‘Black New Wave Cinema’ en regisseurs als Barry Jenkins en Jordan Peele complexe films maken die zowel inhoudelijk als vormelijk een boeiende reflectie vormen over raciale thematiek en de positie van Afro-Amerikanen, probeert Luce nog een extra dimensie toe te voegen. Voor het overgrote deel slaagt de film daar ook in, al is het gaandeweg zo dat er steeds meer hooi op de vork genomen wordt, alle politieke hete hangijzers tegelijkertijd aan bod lijken te moeten komen en op die manier de prent uiteindelijk een beetje onder het eigen gewicht dreigt te bezwijken.
Luce – een favoriet op het Sundance Filmfestival in 2019 – opent met een bevlogen speech van de jonge titulaire protagonist, een voorbeeldstudent in de gemeenschap waar hij school loopt. Luce werd op jonge leeftijd weggehaald uit het door oorlog geteisterde Eritrea – waar hij als kindsoldaat werd ingezet – en geadopteerd door twee blanke ouders uit de middenklasse (gespeeld door Naomi Watts en Tim Roth) die met veel geduld en inzet hem een nieuwe levenskans gaven. Luce wordt op handen gedragen , zowel door zijn ouders als door de leraars en medeleerlingen en wordt door iedereen een grote toekomst voorspeld. Op een dag wordt zijn moeder bij een lerares geroepen (Octavia Spencer) die echter een zorgwekkende mededeling heeft: voor de paper die moest geschreven worden over een historische figuur, koos Luce voor de controversiële Frantz Fanon, een man die de kolonisatie op scherpe wijze aan de kaak stelde, maar ook openlijk pleitte voor het gebruik van geweld als enige middel om het afwerpen van het koloniale juk te bewerkstelligen. In het kastje van Luce werd bovendien bijzonder krachtig, illegaal vuurwerk aangetroffen, op zijn minst een vreemde toevalligheid na het ingeleverde werkstuk.
Op basis van die premisse bouwt de film aanvankelijk aan een subtiele kijk op perceptie, (al dan niet raciale) vooroordelen, sociale positie en de verwachtingen die ermee gepaard gaan. Regisseur Julius Onah (die pas in 2018 zijn langspeeldebuut maakte met The Cloverfield Paradox) kiest ook voor een beschouwende, wat afstandelijke stijl die weigert om de dramatiek nodeloos intenser te maken.
Na goed drie kwartier, begint echter net het tegenovergestelde te gebeuren en start het script plots met het op elkaar stapelen van allerlei zaken en blijkt bovendien elke laag die boven komt drijven enkel de aanzet te zijn om eronder nog een verborgen laag aan te treffen die de dingen in een ander daglicht plaatst. Hier en daar levert dat extra nuances op: Watts en Roth zijn uitstekend als de ouders die zich vragen beginnen stellen en allerlei kleine zaken worden zonder expliciet te worden, toegevoegd aan hun karaktertekening, vaak op een visueel bewonderenswaardig gereserveerde manier – zo neemt Roth vaak bijzonder impulsieve beslissingen na het avondlijke glaasje wijn dat – zonder dat er veel ophef wordt rond gemaakt – duidelijk toch net iets te vlot en regelmatig binnen gaat. In die zin is de film – in tegenstelling tot wat de titel suggereert – evenzeer een portret van de adoptieve ouders als van de protagonist.
Precies daarom is het heel jammer dat – hoe uitstekend Luce ook aanvangt – de prent zich stap voor stap dieper ingraaft en langzamerhand evolueert tot een soort morele thriller die meer geïnteresseerd blijkt in het afhandelen van een mysterie dan in het uitdiepen van de tegen die tijd behoorlijk overladen verzameling thema’s. wanneer aan het eind twee hoofdpersonages alles herleiden tot een nadrukkelijke allegorie over raciale status in de VS, gooit de film ook plots alle subtiliteit overboord en zakt alles finaal al te veel in elkaar.
Ondanks die inzinkingen en zwakheden, blijft dit een film met voldoende weerhaakjes die een aantal pertinente dingen te vertellen heeft en die ook weet om te zetten in een sterke filmische taal. Luce is geen Us of Moonlight, wat daarom nog niet wil zeggen dat het een verwaarloosbare titel is.(DVB)
Luce, Usa – 2019, Regie: Julius Onah, Acteurs: Tim Roth, Octavia Spencer, Naomi Watts, 109 minuten, Score: 7/10
7 oktober
Light of my Life
Het is sinds 2010 geleden dat Casey Affleck, vooral bekend van zijn Oscarwinnende performance in Manchester By The Sea, in de regiestoel klom. Nadat twee vrouwen hem van grensoverschrijdend gedrag beschuldigden op de set, kwam er smet op zijn debuutfilm I’m Still Here. Met zijn tweede film neemt Affleck alvast geen risico’s: in de dystopische wereld waarin de film zich afspeelt zijn er nog amper vrouwen, wegens een mysterieuze plaag die iedereen met dubbele X-chromosomen snel maar agressief van kant maakte.
Behalve Anna dan (de indrukwekkende Anna Pniowksy), een elfjarig meisje met meerdere namen: Anna, Rag en Alex. Naar haar geboortenaam Anna luistert ze al even niet meer, Rag gebruikt ze als koosnaam wanneer ze samen is met haar vader (Casey Affleck), Alex, een jongensnaam, als mannen in de buurt zijn. Hoewel de ziekte lijkt te gaan liggen, trekken Anna, vermomd als jongen, en de niet nadergenoemde ‘Dad’ noodgedwongen doorheen de ijzige regenachtige wouden tot de samenleving vrouwen niet louter meer als broedmachines ziet.
Alleen, veel van die dystopische wereld zien we niet. Het geweld jegens vrouwen, de overlevingsdrang van de mannen en het verval van de samenleving sluimert op de achtergrond. In plaats daarvan legt Affleck de nadruk op de fragiele cocon waarin vader en dochter leven.
Het zou ons overigens verbazen als er op dit festival een nog meer volmaakte openingsscène passeert dan degene die Affleck neerzette. In een miezerig tentje, ingeduffeld in slaapzakken, vertelt ‘Dad’ een verhaal voor het slapengaan over vossen, dat een herinterpretatie van de Ark van Noah blijkt te zijn. Anna stelt tussendoor pientere vragen – af en toe lijkt ze té intelligent voor haar leeftijd – die hij geestig verwerkt in zijn verhaal. Minutenlang blijft het shot vanuit vogelperspectief aangehouden, terwijl beetje per beetje duidelijk wordt dat dit géén gezellig kampeertripje is.
Dat Affleck het alleenstaande vaderschap en de ontwikkeling van een jonge vrouw onder een vergrootglas houdt, zorgt ervoor dat het tempo van het beperkte narratief er soms wat naast zit. De conversaties zijn wat de film vooruit stuwt – en godzijdank zijn die héérlijk: het is aandoenlijk hoe Dad op vijf minuten seks, menstruatie, racisme én seksisme probeert op te helderen voor Anna.
Bovendien voelt alles verschrikkelijk broos aan. De shots zijn even adembenemend als akelig: je weet dat achter die torenhoge bomen een man kan schuilen die de hechte band tussenbeide in één oogwenk kan verscheuren. Daarmee is Affleck een van de weinige die er de laatste jaren in geslaagd is om nog eens een boeiende apocalyptische prent te maken. Eat this, The Walking Dead.(LD)
Light of my Life, USA – 2019, Regie: Casey Affleck, Acteurs: Anna Pniowsky, Casey Affleck, Tom Bower, 119 minuten, score: 7/10
The Friend
Hoe is Gabriela Cowperthwaite, vooral bekend van docu’s, erin geslaagd om met een vrij degelijke cast zo’n vlakke film te maken? Onder meer Casey Affleck mocht vandaag voor een tweede keer op het witte doek verschijnen, maar waar hij in The Light of My Life Manchester-by-the-seagewijs het leed liet neerdwarrelen op onze geesten, veroorzaakte hij hier niet meer dan een kleine rimpeling.
Toegegeven, als je een film over kanker maakt, begeef je je altijd op glad ijs. 50/50 bewees dat een kankerfilm niet zeemzoeterig hoeft te zijn, The Fault in Our Stars bewees dat als je denkt dat de limiet van platvloers sentimentalisme bereikt is, het nog altijd slechter kan. The Friend balanceert twee uur lang tussen beide.
The Friend draait vooral rond Dane (Jason Segel), een vriend wiens leven “shit” is tot hij zijn doel vindt in het opvangen van het gezin van Matthew (Casey affleck) en Nicole (Dakota Johnson). Nu Nicole de diagnose van kanker gekregen heeft, gaat Matthew er immers onderdoor en zijn hun twee kinderen aan hun lot overgelaten. Zijn onzelfzuchtige steun maakt de tijd voor het gezin meer dan draaglijk.
Cowperthwaite probeert waarachtigheid te bereiken door voortdurend tijdsprongen te maken: we leren over de journalistieke carrière van Matthew ‘vier jaar voor de diagnose’, de relatieproblemen ‘één jaar voor de diagnose’, en hoe alles zich ontwikkelt 6 maanden, 1 jaar of twee jaar na de diagnose. Meer dan een karakterschildering, is het herkauwde kant-en-klare cinema voor de ware tearjerker.
De stereotypen volgen elkaar aan een razendsnel tempo op: Nicole werkt haar bucketlist af, Dane gaat op een eenzame trektocht naar de canyons als het hem allemaal te veel wordt en Matthew mijmert over de mooie tijden met Nicole voor de ziekte haar trof. Als kers op de taart, begint Matthew de laatste maanden voor haar dood uiteráárd te schrijven over hoe kanker hem dichter bij andere mensen bracht. Dit alles met zwaarwichtige pianotoetsen op de achtergrond.
Tenzij u een enorme baaldag heeft en zoekt naar een reden om in een donkere zaal je over te geven aan grootse emoties, loopt u best met een grote bocht om deze film heen.(LD)
The Friend, Usa – 2019, Regie: Gabriela Cowperthwaite, Acteurs: Casey Affleck, Jason Segel, Dakota Johson, 124 minuten, Score: 4/10
8 Oktober
La Belle Epoque
Het filmpubliek dat nog steeds halsstarrig vasthoudt aan een Nokia 3310, zal wellicht wel iets voelen voor de zestigjarige cartoonist Victor. Hij begrijpt niets van streamingplatformen (wat is er mis met een bioscoop?), schreeuwt ‘Ta gueule, connasse’ naar de vrouwenstem op de GPS en weet bij God niet wat hij moet doen als de banken zijn kaart niet goed kunnen lezen. De digitalisering en de oneindige stroom aan prikkels van de 21e eeuw: Victor heeft er genoeg van. Wat er op zijn beurt dan weer voor zorgt dat zijn hypermoderne echtgenote Marianne, die voor het slapengaan tropische zonsondergangen bekijkt door een VR-bril, genoeg heeft van hém en Victor verlaat.
Maar dat Victor meer is dan een plat rekwisiet uit een oudere tijd, merken we ironisch genoeg pas als hij terugreist naar diezelfde oudere tijd: 16 mei 1974, de datum waarop hij Marianne voor het eerst ontmoette. Daar zijn geen kernfysici voor nodig, enkel maar de regisseur Antoine, een detaillistisch script, professionele acteurs en waarachtige filmsets. ‘Les voyages du temps’ heet het bedrijf dat Westworld-gewijs rijke klanten laat tijdreizen naar eender welke tijd ze willen. Ooit al eens Hitler een klap in het gezicht willen verkopen? Zij creëren een meer dan overtuigende illusie.
Hij had het op het zuipen kunnen zetten met Hemingway na zijn breuk, maar Victor koos specifiek voor dat ene café in Lyon waar hij voor het eerst halsoverkop verliefd werd op een onafhankelijke, scherpe vrouw, in deze reis gespeeld door een jonge aantrekkelijke actrice. Victor haalt even het behangpapier van de straatmuren in het fictieve Lyon, wetende dat heel zijn ervaring nep is. In les voyages du temps deert dat niet: jezelf gewillig laten baden in zelfbedrog kan, als het goed gaat, perspectieven openen.
Voor uw zeemzoet-alarm af gaat: vergis u niet. Voor een liefdesverhaal is La Belle Epoque best cynisch en is het gemiddelde personage een zelf dienende klootzak of trut. De lieve Victor durft over zijn ex te zeggen dat ‘ze luiers zou likken om te verjongen’, Marianne houdt niet op met Freud te citeren en Antoine manipuleert niet alleen zijn klanten, maar ook zijn actrices. Zo is La Belle Epoque vooral goed verteerbaar omwille van zijn complexe karakterschilderingen en subtiele humor, niet enkel vanwege zijn originele plot. (LD)
La Belle Epoque, Frankrijk – 2019, Regie: Nicolas Bedos, Acteurs: Daniel Auteuil, Guillaume Canet, Fanny Ardant, 110 minuten, Score: 7/10
Martin Eden
Het is niet de eerste keer dat Jack Londons roman ‘Martin Eden’ verfilmd wordt – of dat een verhaal over verboden liefde in beeld gebracht wordt. Dit is een schoolvoorbeeld: Martin Eden is een arme zeeman in Napels en wordt verliefd op Elena Orsini, een lichtjes naïeve bourgeois studente. Haar ouders zijn op zijn minst gezegd not amused met de liefdesverhouding die tussen beide ontstaat.
Martin Eden probeert dan maar de sociale ladder te beklimmen. Als hij het zich niet kan veroorloven om opnieuw te gaan studeren (hij werkte zijn lagere school niet af), beslist hij om schrijver te worden. Die drommel wil uiteraard geen stationsromannetjes schrijven, maar een emancipatorisch relaas over de arbeidersklasse. Dat is te rauw, te pijnlijk om gepubliceerd te worden. Tot hij in aanraking komt met socialisme op een trein waar een man verkondigt dat Christus de eerste échte socialist was.
De film speelt zich ergens af aan de eerste helft van de 20e eeuw, maar voelt toch actueel aan: de comfortabele blindheid van de ‘haves’ en de woedende honger van de ‘havenots’, klinkt bekend? Toch neemt Martin, wiens emancipatie gesaboteerd wordt door zijn gebrek aan middelen, niet zijn toevlucht naar het socialisme, maar naar niemand minder dan Herbert Spencer. Toegegeven, de jaren na de eeuwenwisseling was een complexe tijd, maar het is vrij bizar dat iemand die geportretteerd wordt als groot denker zichzelf terugvindt in het individualisme en ‘Social Darwinism’. Je weet wel, een foutive interpretatie van ‘survival of the fittest’ maar dan voor de mensheid. Klinkt wederom bekend, maar misschien niet het soort ideologie dat nu verspreid moet worden, me dunkt.
Ach, over het plot valt wel wat te zeggen, maar het ontbreekt regisseur Pietro Marcello niet aan visie. Ieder beeld lijkt weggeplukt te zijn uit een antieke Italiaanse postkaart en tussendoor experimenteert de Italiaan er gretig op los. De doffe korrelige shots worden afgewisseld met blauw-witte documentaire beelden, wat op de een of andere manier wérkt. Als het plot pijnlijk voorspelbaar wordt, kan er tenminste nog lustig genoten worden van Marcello’s afdruk op de film.
Daarnaast acteert Luca Marinelli, die Martin vertolkt, indrukwekkend. IndieWire vergeleek hem onlangs met een ruwe Jake Gyllenhaal, een vergelijking die wij tijdens het kijken ook niet meer weg konden denken. (LD)
Martin Eden, Italië/Frankrijk/Duitsland – 2019, Regie: Pietro Marcello, Acteurs: Luca Marinelli, Jessica Cressy, Vincenzo Nemolato, 129 minuten, Score: 5/10
9 Oktober
Zeroville
Hollywood 1969, een wereldvreemde jongeman komt als set builder aan op de plek waar dromen werkelijkheid worden. Al snel baant hij zich als ‘editor’ een weg naar te top. James Franko – dieniet alleen regisseert, maar de hoofdrol hier ook nog eens op zich neemt – mag dan wel alleen zeker palmares hebben als acteur, als regisseur gaat hij met Zeroville faliekant te mist in.
Wat meteen opvalt, is het feit dat deze prent plotgewijs heel veel gemeen heeft met Once upon a Time…in Hollywood, maar waar de jongste film van Tarantino erin slaagt om – in tegenstelling tot zijn vorig werk – weer diepere betekenis toe te voegen aan het referentieel maniërisme, is Zeroville een zelfingenomen film die zich in de eerste plaats schuldig maakt aan pure, wansmakelijke navelstaarderij.
De verwoede pogingen om zich als een metafilm te profileren vervallen in een constante intellectuele masturbatie. Waar Tarantino op humoristische en bewust nadrukkelijke wijze refereert naar verschillende genres en de geschiedenis van Hollywood, is Zeroville niets meer dan een stereotiepe en platvloerse karikaturale schets, drijvend op goedkope ‘namedropping’. De liefde voor pure cinema is ver te zoeken en de opzichtige camerabewegingen en het simplistische plot zullen maken dat de toekomst van deze film zich hoogstwaarschijnlijk – en verdiend – zal situeren in de afprijsbakken van anonieme winkelketens.
Voor een film over een editor/monteur is de prent trouwens opvallend onhandig en chaotisch gemonteerd. Wat zich voordoet als experiment en gedurfde keuze, is gewoon slechte smaak en een gebrek aan vakmanschap, wat een desoriënterend en compleet onsamenhangend effect teweegbrengt.
Franko probeert zich nog het meest van al in de tijdsgeest (de film overspant de jaren 60 – 80) te plaatsen met zijn ‘punk attitude’ waarmee hij een film aflevert die een ‘I don’t care’ toontje pretendeert, maar waarmee hij zichzelf net zo vaak verraadt dat Zeroville zich eerder lijkt te gedragen als een wanhopig, afhankelijk ‘groupie’ meisje.
De film gaat enkel maar bergaf, de tijdsprongen worden steeds willekeuriger en op geen enkel vlak zijn de stijl of het narratief onderbouwd en samenhangend. Aan het eind evoceert Zeroville een would-be psychedelische trip, die ons enkel verlicht over wat zeer slechte smaak is. De eindscène behoort tot het slechtste wat de filmgeschiedenis te bieden heeft en de prent zou best haar eigen einde nabootsen door spontaan op te branden. (YDB)
10 oktober
Little Joe
Jessica Hausner lijkt na vijf films over eenzame zielen eindelijk een oplossing gevonden te hebben voor het leed van haar personages: een plant. Alice, de gescheiden moeder van de elfjarige Joe, foefelde wat met het DNA van planten, maar heeft naar eigen aanvoelen wel een perfect antidepressivum klaar. Simpel, geef je liefde aan de plant, geeft de plant jou geluk.
Zo enthousiast is Alice over haar uitvinding ‘Little Joe’, dat ze wat wetten van de genetische manipulatie overtreedt en zelfs een plantje meeneemt naar huis voor haar zoon Joe. Toch mogen ‘plant moms’ zich niet te veel in de handen wrijven. Er zijn immers twijfels of het middel geen neveneffecten heeft. Collega Bella is de eerste die opmerkt dat haar hond zich anders gaat gedragen nadat hij een nachtje doorbracht in het laboratorium (labojassen zijn verplicht, maar een hond mag wel vrij binnen huppelen, raar land, het VK). Ook andere collega’s en Joe vertonen afwijkend gedrag.
Toegegeven, afwijkend gedrag is relatief in Little Joe. Verwacht geen verontrustende taferelen genre The Killing of a Sacred Deer , waanzin is er evenmin. Een beetje vreemd zijn ze wel, maar ik ken buspassagiers die me ongemakkelijker doen voelen.
Hausner leek vooral in te willen zetten op haar minimalistische cinematografie: parallelle lijnen, felle primaire kleuren en wit ziekenhuislicht maken de setting haast te netjes, zodat de je je niet van de indruk kan ontdoen dat er onder het fraaie decor van het labo vuiligheid zit. De soundtrack die veruit alleen uit panfluiten en trommels bestaat, draagt bij aan de Japanse vibe, het moderne futuristische Oosten waar de weg naar wetenschappelijke vooruitgang open ligt.
Een echte vooruitgangsoptimist is Hausner evenwel niet. In Little Joe zit het werkelijke onbehagen in de farmaceutische industrie en hun gejuich als medicatie goedgekeurd wordt, ongeacht het verregaande experiment en het gebrek aan bewijs dat de neveneffecten er niét zijn. Maar zo valt de Oostenrijkse alsnog in de valkuil van de moraalridder: pertinente kritiek, maar verder weinig interessants.(LD)
Little Joe, Verenigd Koninkrijk/Duitsland/ Oostenrijk – 2019, Regie: Jessica Hausner, Acteurs: Emily Beecham, Ben Whishaw, Kerry Fox, 105 minuten, Score: 5/10
The Barefoot Emperor
Nadat Peter Brosens en Jessica Woodworth stevig in de prijzen vielen voor hun mockumentary King of The Belgians beslisten ze om nog een film te maken over een Belgische koning zonder enig charisma. In deze politieke satire is het confederalisme gewoon geskipt, en splitste België meteen – pardoes! – in twee. Walen buiten!
Eén probleem: Koning der Belgen, Nicolas de derde, zat in Turkije toen zijn land ineenstortte. Wanneer hij onderweg naar huis tijdens een herdenking van de moord op Franz Ferdinand neergeschoten wordt, ontwaakt hij in een zorghotel op het Kroatische eiland Brijuni. De megalomane doktor Otto Krull ontfermt zich over de koning in een bizar buitenverblijf waar gasten onder de naam van historische figuren vertoeven (Niet toevallig de namen van politici die ook werkelijk in de villa op Brijuni van de Joegoeslavische dictator Tito verbleven). Zo wordt Che Guevara er op aromatherapie gevraagd, zijn er telefoontjes voor Mobutu en gaan Gandhi en Richard Burton gezellig ‘nordic walken’.
Vanaf dan gaat het steil bergaf, niet enkel voor Nicolas, maar ook voor The Barefoot Emperor in zijn geheel. Het struikelblok? De film is gewoon niet grappig. Als de humor zich beperkt tot Nicolas die in zijn rolstoel slapstickgewijs van een berg dondert en ‘running gags’ over verloren balpennen, vraag je je af of Woodworth en Brosens überhaupt wel geprobeerd hebben. Af en toe valt er wel wat te grinniken met de absurdistische meditatietechnieken van Dr Krull, maar ook van de gekke lachtherapie krijgen we gauw genoeg.
Nu, satire hoeft niet per se van schuddenbuiken-van-het-lachen te zijn, maar ook daar schort het één en het ander. Nadat België valt, valt Europa ook en ontwaakt het uit zijn as als ‘Nova Europa’. Veel materiaal zou je denken, maar de echte kritiek is wat platjes. De onderliggende boodschap in het anthem van Nova Europa dat de ‘purity of blood’ bezingt, kan nu niet meteen subtiel genoemd worden. Satire moet bijten, niet lieflijk fluisteren in je oor dat xenofoobjes gevaarlijk kunnen zijn.
The Barefoot Emperor is een gemiste kans. Zeker komende van Brosens en Woodworth. De shots zien er goed uit, daar niet van, en het is best geestig als Die Walküre, De Bolero en Carmen op de soundtrackband passeren. Maar wijzer zijn we er niet van geworden, los van de bevestiging dat mensen die aan nordic walking doen er vrij idioot uitzien. (LD)
The Barefoot Emperor, België/Nederland/Kroatië/Bulgarije – 2019, Regie: Peter Brosens, Jessica Woodworth, Acteurs: Peter Van den Begin, Lucie Debay, Udo Kier, 98 minuten, Score 4/10
11 Oktober
Instinct
Dat Carice Van Houten minder evidente rollen aankan, weten we al sinds ze in een beruchte ‘Game Of Thrones’-scène een moordlustige schaduwbaby ter wereld bracht. De rol van Nicoline die ze in het debuut van de Nederlandse theatermaakster- en actrice Halina Reijn opneemt, is evenmin vanzelfsprekend.
Nicoline is een doorwinterde therapeute die aan de slag gaat in een gevangenis. Haar eerste cliënt is Idris (Marwan Kenzari), een jongeman die terechtgesteld is voor meerdere verkrachtingen met geweld. Hoewel de andere begeleiders inschatten dat Idris klaar is voor penitentiair verlof, is Nicoline wantrouwig tegenover de ogenschijnlijk charmante man die flirt, mopjes maakt en het gevangeniskonijntje knuffelt.
Toont hij enkel wat ze willen dat ze zien? Nicoline is geïntrigeerd, geobsedeerd misschien, door Idris. Haar professionele aanpak voelt persoonlijk aan, meent hij. Keer op keer tast ze de grenzen af om te analyseren of hij daadwerkelijk een veranderde man is – of verliest zij zichzelf gewoon in het verleidingsspel? Hun interacties zijn dreigend, begeerlijk, en bewandelen een dun koord tussen een Freudiaanse psychoanalyse en sluimerende passie.
Het zijn die dialogen en hun stilzwijgende toenadering dat dit een stevig én gedurfd debuut maken. Iedere aanraking schreeuwt dat er gevaar dreigt, maar voor wie? Nicoline is zelf ambigu, complex en ondoorgrondelijk. Waarom wil ze geen vaste aanstelling in de gevangenis? Waarom ontwaakt ze in de armen van haar halfnaakte moeder op een ochtend? Waarom stralen haar felblauwe ogen voortdurend een immense droefheid uit? Haar ophitsende avond met een collega suggereert een mogelijk antwoord, maar eigenlijk weten we het nooit.
Hoewel dat hiaat storend kan zijn, is dat wellicht net het punt dat Reijn wil maken. De eindscène laat je met onnoembaar veel vragen achter, maar misschien kunnen we de intenties van anderen simpelweg nooit volledig kennen.(LD)
Instinct, Nederland – 2019, Regie: Halina Reijn, Acteurs: Carice Van Houten, Marwan Kenzari, Peter Embrechts, 108 minuten, Score: 7/10
Ghost Tropic
Het is nog maar één jaar geleden dat Bas Devos Hellhole uitbracht, een impressie van een verslagen Brussel na de aanslagen. Het antwoord op zijn laatste film kwam er aan een verrassende rotvaart: vijftien nachten gefilmd, klein budget vergaard, ‘et voila’. Een paar dagen nadat Ghost Tropic volledig afgewerkt was, speelde het al te Cannes in de sectie Quinzaine des Réalisateurs. En daar kreeg Devos niet meer dan terecht bakken lof voor zijn vervolgfilm over Brussel, die een hoopvoller beeld van de grootstad schept dan zijn vorige.
Ghost Tropic is een nachtelijke roadtrip door Brussel op een moment dat het overgrote deel van de bevolking onder de dons ligt. De 59-jarige schoonmaakster Khadija (Saadia Bentaïeb) was ook al aan het slapen, alleen op de verkeerde plek: op de laatste metro onderweg naar huis. Noodgedwongen moet ze te voet naar huis wandelen, zo’n tien kilometer verderop. Die nacht interageert ze met de andere nachtwezens van Brussel: daklozen, jongeren, nachtwinkelbediendes en bewakers.
Net zoals in ander werk, gaat Devos opnieuw minimalistisch te werk. Dat kan letterlijk genomen worden: Grimm Vandekerckhove legde alles vast op vierkant beeldformaat. Maar ook Ghost Tropic in zijn geheel, kan niet van grootse ambities beticht worden: de dialogen zijn beperkt tot enkele zinnen, er is geen ingewikkeld narratief en de geluidsband is quasi leeg. In plaats daarvan zoomt Devos detaillistisch in op de grootstad, waarmee hij ook in de lelijkste, ruwste kanten van Brussel de meest sublieme shots weet te vinden.
Daarin portretteert Saadia Bentaïeb grandioos Khadija, een warme, lieflijke vrouw die nu eens onbewuste mopjes maakt, dan weer zich ontfermt over onbekenden. Al haar bewegingen en expressies ontroeren. Het gewaagde openingsshot neemt je gewillig mee op pad, maar Devos neemt tot op het eind zijn tijd om Khadija’s verhaal te tonen, haar eenzaamheid en haar verlangens.
Net zoals Hellhole is Ghost Tropic geen hapklare brok, maar het loont de moeite om Khadija te volgen op haar pad. Het is één van de arthouse parels op het Film Fest dit jaar en als dit hetgeen is wat Devos klaarspeelt op vijftien nachten met een klein budget, zijn we nu al razend enthousiast over wat de Brusselaar de komende jaren nog meer uit zijn mouw schudt.(LD)
Ghost Tropic, België/Nederland – 2019, Regie: Bas Devos, Acteurs: Saadia Bentaïeb, Nora Dari, Stefan Gota, 85 minuten, Score: 8,5/10
12 oktober
Douze Mille
Quand n’a que l’amour, zong Jacques Brel ooit. Hij had het even goed kunnen hebben over Franck (Arieh Worthalter) en Maroussia (regisseur Nadège Trebal), een arbeiderskoppel dat met drie kinderen in een krakkemikkelig appartementje leeft in Frankrijk. Er heerst een alles verterende erotische aura tussen beiden als ze samen zijn. Om ze konijntjes te noemen zou een understatement zijn: ze doen het altijd, overal, vol overgave.
Maar wanneer Franck zijn illegale job verliest, gelooft Franck dat Maroussia hem niet meer zal kunnen liefhebben. Het is evenzeer een kwestie van geld als van ego: pas als hij exact evenveel geld in het laatje brengt als haar, zullen ze gelijk zijn. Hij verlaat zijn dorp dat hem al jaren vast werk ontzegt tot hij twaalfduizend euro verzameld heeft – op eender welke manier. Legaal, illegaal, door dansjes te doen of sigaretten te verkopen. Zolang het hem maar dichter bij die som brengt, doet hij het.
In Douze Mille is het ‘zij twee tegen de wereld’ die geen plaats meer lijkt te hebben voor gewone arbeiders. Het fonkelend licht dat zij uitstralen als ze liefhebben contrasteert fel met de kostwinning van Franck die als een dief in de nacht tussen grauwe barakken holt. De vraag is of het voor Franck nog om het geld, de seks of de liefde draait dan wel om de bevrijding van de maatschappij die hij probeert te koesteren.
Met dit uitdagende debuut is het alleszins duidelijk dat Nadège Trebal een regisseuse wordt om in de gaten te houden. De poëzie van Douze Mille is moeilijk te omschrijven. Ook al behandelt de prent zonder enige schroom de zelfkant van de maatschappij, toch is dit een weergaloos mooie film, die vrije onbezonnenheid nieuwe lagen toekent. Met een stevige dosis humor, een diep begrip van seksualiteit en de menselijke psyché, houdt Douze Mille de mooiste middelvinger op naar de hedendaagse neoliberale meritocratie. (LD)
Douze Mille, Frankrijk – 2019, Regie: Nadège Trebal, Acteurs: Arieh Worthalter, Nadège Trebal, Liv Henneguier, 111 minuten, Score: 8/10
Vivarium
Soms klinkt een gerecht zo heerlijk op een menukaart, maar eens het op je bord belandt, blijkt het na drie happen toch maar slappe koek te zijn. Vivarium smaakt wat als dezelfde soort teleurstelling: het eerste halfuur is om van te smullen, maar de rest is een tergende slooptocht waarin de hoop op een verborgen amuse-bouche op wrede wijze telkens wordt weggenomen.
In Lorcan Finnegans (Without Name) science-fiction thriller zijn het jonge koppel Tom (Jesse Eisenberg) en Gemma (Imogen Poots) op zoek naar een nieuwe woonst. Makelaar Martin nodigt hen uit om de buitenstad ‘Yonder’ te bezoeken, een plek waar het welkomstbord ‘kwalitatieve familiewoonsten, voor altijd’ belooft. Toegegeven, Martin is een beetje geschift: hij wandelt houterig, zijn glimlach ziet er nepper uit dan die van de gemiddelde Kardashian en hij belichaamt het summum van wat millennials heden ten dage ‘cringe’ noemen. Toch is zijn gekke overtuigingskracht genoeg voor hen om die nieuwe plek te gaan bekijken.
De wijk Yonder bestaat uit een doolhof van identieke pastelgroene rijhuizen. Vreemder nog, er lijkt geen ziel te wonen én iedere wolk is de perfecte cartoonversie van een wolk. Hoewel ieder aspect van deze suburb afstotelijk is voor Gemma en Tom, worden ze gedwongen om erin te gaan wonen én een kind – dat ze omineus benoemen als een ‘crazy little mutant’ – op te voeden.
So far, so good. Finnegan slaagde erin om ons ongemakkelijk te laten giechelen in onze stoel terwijl rillingen over onze rug liepen. Daarna trappelt het narratief rond ‘gevangen zitten’ in een soort ’twilight zone’ tussen realiteit en fantasie helaas gewoon ter plekke verder. Tom delft urenlang putten in de voortuin, terwijl Gemma de slechte moeder speelt voor hun zesjarige, een kind met een volwassen stem en de afgrijselijke gewoonte om aanhoudend te schreeuwen. En dat is het zowat. Zo lokte Finnegan ook ons in de val van de film met een clever basisplot, maar weinig inhoud.
Vivarium wil een inventieve versie zijn van Black Mirror, maar is eerder een gimmick daarvan die wel iets probeert te zeggen over ouderschap, relaties en de eentonige bekrompenheid van de anonieme voorstad, maar te lui is om dat volmondig te doen. De opluchting was ook bij ons groot toen we de gevangenis van Yonder mochten verlaten. (LD)
Vivarium, Verenigde Staten – 2019, Regie: Lorcan Finnegan, Acteurs: Jesse Eisenberg, Imogen Poots, Jonathan Aris , 97 minuten, Score: 5/10
14 oktober
Muidhond
We kennen Patrice Toye de laatste jaren vooral van Little Black Spiders (2012), waarin ze het leed van zwangere tieners in de jaren tachtig naar het witte doek vertaalde. Kijkend naar Muidhond, bloedde ons hart evenzeer, al smaken de tranen nu bitterder.
Tijmen Govaerts speelt Jonathan, een jongen die is vrijgesproken bij gebrek aan bewijs, maar worstelt met zijn pedofiele neigingen. Wanneer in het huis naast dat van zijn moeder een meisje – Elke (Julia Brown) – komt wonen dat niet alleen verliefd lijkt op zijn hond, maar ook enorm eenzaam is, is het voor Jonathan uitkijken. Zijn grootste vijand? Hijzelf.
Toye schildert een verlaten vissersdorp midden in het braakland, een omgeving die veel gelijkenissen vertoont met het landschap van Jonathans hart. Ondanks zijn hoop om niet ‘zo iemand’ te moeten zijn, is zijn hart leeg en hol wanneer hij niet bij Elke is. Het is wringen en wroeten om zonder schuldgevoel uit de film te stappen, met een aantrekkingskracht die zo tastbaar is dat ze doet verlangen naar een ander bestaan. Leert Jonathan de negenjarige Elke zwemmen, dan zou een ander verhaal uit deze twee acteurs een tedere, prachtige scène kunnen puren. Er zit een juistheid in die al het verkeerde des te pijnlijker maakt. ‘Nee Jonathan’: we hebben het wel meer dan eens richting scherm willen schreeuwen.
Terwijl de wereld door brede lenzen om Jonathan heen bolt, alsof alles met een boog om hem heen wil lopen, gaat hij op zoek naar zijn neigingen en wat hij eraan kan doen. Muidhond biedt echter jammer genoeg geen antwoorden. Eerder laat Toye ons het inlevingsvermogen om zijn dubieuze geluk en ongeluk waar te nemen, en de verscheurende keuzes die daarbij horen. De titulaire muidhond – een vis met zogenaamde magisch-helende krachten – wordt bovendien niet louter ingezet om te tonen dat Jonathan wel het hart heeft om een dier in nood te helpen, maar werkt als een wanhopige poging om verbinding te zoeken met een wezen dat niet veroordeelt. Hoewel Jonathan in strijd is met zijn eigen natuur, is die rondom hem een welgekomen rustoord. De mens achter het monster wordt zichtbaar, maar ziet zichzelf tegen wil en dank vervagen – en wij lijden met hem mee.
Muidhond stompt en steekt onderhuids tot lang na het kijken. Het zal niet iedereen even goed vergaan om in het hoofd van een pedofiel te kruipen, maar Toye slaagt er in om niet te oordelen en des te meer te voelen. Muidhond is geenszins een goedpraten van pedofilie, maar biedt openingen om naar elkaar te luisteren. Wanneer de nieuwe collega’s van Jonathan hem pesten en beschimpen, voel je dat er ondanks alles toch een nood is aan humane behandeling. ‘Vroeger was ik een monster’, zegt Jonathan tegen Elke. ‘Ik geloof jou niet, je bent zo lief’, zegt zij.(AVG)
Muidhond, België – 2019, Regie: Patrice Toye, Acteurs: Tijmen Govaerts, Julia Brown , 95 minuten, Score: 8/10
The Ghost of Peter Sellers
In 1973 spande Peter Sellers, op dat moment dé comedy king van het Verenigd Koninkrijk, de Hongaarse regisseur Peter Medak voor zijn kar om een piratenfilm op te nemen in Cyprus. Werd gebouwd: een heus piratenschip, werd verwacht: draaidagen op zee. Sellers en Medak werkten samen met Sellers’ ‘partner in crime’ Spike Mulligan in wat beloofde een legendarische komedie te worden. Ghost in the Noonday Sun, gebaseerd op een kinderboek van Sid Fleishman, zou uiteindelijk pas in 1985 officiëel worden uitgegeven als video. De prent vol protserige piraten werd productie-gewijs geteisterd door ongeluk – en een hinderlijke ster.
The Ghost of Peter Sellers is in principe een retrospective van Medak, die in 2016 werd aangespoord de film op DVD te laten uitbrengen. Toen besliste hij op zijn stappen terug te keren en het verhaal achter de film – dat volgens hem beter was dan dat eigenlijke eindproduct – aan de man te brengen.Toch is Ghost niet zomaar een Lost in La Mancha (2012), waarin Terry Gilliam de onfortuinlijke productie van zijn Don Quichote bekende. Medak is ten eerste geen Gilliam, en Sellers geen ophoping van natuurfenomenen.
Al had de crew ook enkele onvoorziene omstandigheden om door te worstelen, het is vooral Medaks nog steeds brandende frustratie om het gedrag van zijn ster die de documentaire voortstuwt. Volledig in de stijl van de betrokkenen is Ghost geestig vormgegeven, met notities die ophopen wanneer ook de frustraties dat doen. De soundtrack, vertelling en het speelse omgaan met documenten doen misschien niet zozeer zijn geest, maar alleszins wel de kolderieke stijl van Sellers & co opleven. Medak roept meermaals, nog steeds zichtbaar geïrriteerd, over die ‘fucking idiots’ die Mulligan en Sellers op de set werden. De anekdotes gaan van ‘pranks’ tot grove misrepresentaties van Medaks inspanningen.
Ghost slaagt erin Sellers te sommeren door de integere benadering die Medak handhaaft. Zelfs in de grootste razernij vergeet hij niet te vermelden dat hij zijn collega bovenal graag is blijven zien, en dat diens gedrag vooral te wijten was aan zijn eigen ongeluk. Op die manier, mede dankzij de getuigenissen van nabestaanden, kan Ghost om op een eerlijke manier toch ook een ode brengen aan de man. Zijn niet vastgestelde depressies worden behandeld zonder spektakeldrang, maar met des te meer hart. Wanneer Medak de tranen van zijn wangen veegt, weet hij meteen met welke kolder hij de tragiek van Sellers moet nuanceren.
The Ghost of Peter Sellers is een fijne, onderhoudende documentaire over een man en een industrie die tot de verbeelding blijven spreken. Vaak is het grinniken om het gemak waarmee in de jaren zeventig een karwei als het bouwen van een piratenschip werd geëist, al is het toch de tragedie van Sellers – en zijn desondanks oprechte vriendschap met Medak – die blijft nazinderen. Deze prent wordt weliswaar geadverteerd als ‘funnier than the movie it’s about’, het blijkt uiteindelijk vooral een zorgvuldig geschetst portret van de band die tussen filmmakers ontstaat. En hoe de geest daarvan nog lang na datum blijft hangen. (AVG)
The Ghost of Peter Sellers, Cyprus – 2018, Regie: Peter Medak, 93 minuten, Score: 7/10
15 oktober
Atlantique
Vier jaar nadat de crisis uitgeroepen werd, vindt de filmwereld nog steeds inventieve manieren om het vluchtelingenthema aan te pakken. Mati Diop, de eerste zwarte vrouwelijke cineast die officieel geselecteerd werd voor Cannes, heeft een imposant debuut vast over zij die het water niét oversteken, de achterblijvers. Dat ze zoveel lof ontving voor Atlantique heeft ze niet enkel te danken aan de bezwerende cinematografie, maar het lef waarmee ze het onderwerp een onverwachtse draai geeft.
Ada is zeventien jaar en woont in het mistroostige stadje Dakar, waar haar lief Souleiman meewerkt aan een ambitieus bouwproject. Hun liefde is ten dode opgeschreven: Ada wordt uitgehuwelijkt aan de rijke Omar, terwijl Souleiman met steeds groter verlangen naar de oceaan kijkt wanneer het duidelijk wordt dat hij niet betaald zal worden voor zijn inspanningen. Wanneer hij samen met de andere bouwvakkers de zee oversteekt richting Spanje, blijft Ada verweesd achter. Ze moet het stellen met een man die ze niet liefheeft en een stad waar vrouwen sluipend onderdrukt worden en het enige soelaas, conservatief islamisme is.
Maar dan gebeurt er iets interessant: op de huwelijksnacht van Ada en Omar wordt brand gesticht in hun slaapkamer. Iemand beweert Souleiman gezien te hebben. Niet veel later wordt er nog een brandje gesticht, opnieuw bij een machtige en rijke familie. En wie zijn die starre vrouwen met hun parelwitte irissen?
Diop toonde al in haar kortfilms dat ze een unieke blik heeft, maar in Atlantique legt ze werkelijk al haar talenten bloot. Het is ontzagwekkend hoe ze op een integere manier onderdrukking op zowel economisch, sociaal en religieus vlak kan samenballen met een liefdesverhaal dat op de één of andere manier uitdraait op een bovennatuurlijk, luguber wraakverhaal. Het resultaat is bevreemdend, maar baadt niet in machteloosheid. Ergens in de ruïnes van Dakar lijkt er plaats te zijn voor de empowerment voor de vrouwen die blijven. (LD)
Atlantique, Frankrijk/Senegal/België – 2019, Regie: Mati Diop, Acteurs: Abdou Balde, Aminata Kane, Ibrahima Mbaye, 104 minuten, Score: 8/10
Liberté
In tegenstelling tot wat de titel doet vermoeden, kan het kijken van Albert Serra’s Liberté onbehaaglijk claustrofobisch aanvoelen. De Catalaanse cineast toont met deze Franse productie al voor de derde keer zijn fascinatie voor Franse aristocratie – zie: Roi Soleil en Le mort de Louis XIV . Opvallender echter, is hier de focus van die fascinatie. Liberté volgt namelijk een groep libertijnen en hun heimelijke uitspattingen en die aanpak leunt soms gevaarlijk dicht aan bij porno.
Serra brengt het bos op de grens van Frankrijk en Duitsland waar de libertijnse troupe in kwestie haar soelaas zoekt weliswaar prachtig in beeld. De dauw valt bijna van de bladeren te likken, ware het niet dat de acteurs in beeld ze liever van elkaars achterwerk opslurpen. In dat contrast tussen sereniteit en losbandigheid lijkt af en toe een commentaar te zitten, al blijft de film veelal vertoeven in het onbestemde.
De grootste vraag die Liberté dan ook oproept, is waarom de prent bestaat. Een plot is er amper, waardoor het al gauw voelt alsof je naar een twee uur durende orgie zit te staren. In magnifiek geconstrueerde ‘long takes’ zien we steeds nieuwe constellaties ontstaan, die afwisselend gluren, masturberen, geselen of urineren. En dat allemaal in relatieve stilte.
In het begin werkt die aanpak af en toe. Er is genoeg ruimte tussen het gebladerte en de escapades in beeld, om als kijker te reflecteren. Ook de afstand tot de acteurs werkt vervreemdend en zelfs ironiserend. Wanneer een koppel ontstaat en mannen zich rondom verzamelen, komt dat namelijk vooral zielig over. De mannen die met zo’n bombast over hun filosofie en levenswijze discuteren worden gereduceerd tot volgzame geilaards. Naarmate Serra’s prent zich echter verder sleept, komen de al dan niet fotogenieke vagina’s, penissen en borsten centraal in beeld. De motivatie achter de film raakt zoek, terwijl ook de viriliteit van de acteurs af lijkt te nemen. Zo lijkt het dan ook alsof er toch een soort moraal zit achter Liberté: als je na een nacht van fantasieën elkaar niet meer kan bevredigen, wat is dan het nut? De film kabbelt echter gewoon verder, en wordt afgaande op de vele vertrekkers op het Filmfestival, steeds moeilijker om uit te zitten.
Serra bewijst met Liberté vooral dat hij kan fascineren. Zijn eerste scène is enorm sterk, de beeldvoering machtig. Die visuele stijl kan hij bij momenten gedurfd inzetten om komedie in het verhaal te brengen, al lijkt Liberté vooral een gemiste kans. Op het eind van de rit toont Serra immers weinig meer dan een collectie uitspattingen die naarmate de film vordert steeds minder ver verwijderd lijken te zijn van porno. Wanneer er een intellectuele leegte opdaagt, valt er immers niet veel meer te doen dan naar de buigende en knakkende lichamen te staren. De libertijnen en hun waaier aan vreemdsoortige fetisjen, kunnen zeker een voedingsbodem vormen voor een interessante, scherpe en erotische film, mocht die meer worden uitgediept. (AVG)
Liberté, Frankrijk – 2019, Regie: Albert Serra, Acteurs: Helmut Berger, Marc Susini, Iliana Zabeth, 131 minuten, Score: 6/10
17 oktober
The Souvenir
Joanna Hogg dwaalt in The Souvenir in haar eigen verleden. Haar hoofdpersonage Julie (Honor Byrne Swinton) is in The Souvenir een onverbloemde replica van zichzelf. Van het nabouwen van het authentieke Londense appartement waar Hogg zelf in de jaren tachtig verbleef, tot de zoektocht van een jonge gepriviligeerde filmmaker: het is soms moeilijk om zelfs te geloven dat The Souvenir in 2019 is geproduceerd. Meer dan een retrospectieve, voelt dee prent soms aan als de introspectie van een jonge eighties filmmaker. Al kantelt die lezing na een periode van bezinken om.
Julie is een jong, rijk maar verlegen meisje. Haar aristocratisch-aandoende moeder, gespeeld door échte actrice-annex-mama Tilda Swinton, schiet haar geld voor om materiaal te betalen en moedigt spontane tripjes richting Harrod’s aan. Op de studentenfeestjes van haar filmschool is die levensstijl een populair onderwerp. Zo ontstaat er bij Julie een fascinatie voor Sunderland, een bekaaid havenstadje dat ze wil vereeuwigen om uit haar eigen bubbel te treden. Wanneer ze dat project adverteert op een zoveelste huisfeestje, voelt ze zich aangetrokken tot Anthony (Tom Burke) – een oudere, mysterieuze zakenman die haar plan in vraag stelt.
Anthony toont haar Fragonards Souvenir tijdens een museumdate, en het paar ontwikkelt een relatie gebouwd op kunstzinnige discussies. Hij vindt dat haar Sunderland-fascinatie problematisch is, zij hemelt hem op. Terwijl hij haar tegelijk een freak noemt en zijn liefde voor haar betuigt, klauwt hij op haar in tot zij volledig in zijn greep komt. Al snel vraagt hij om bij haar in te wonen voor zijn werk, ‘maar ik kan er niks over zeggen’. Hij leent stelselmatig geld, is urenlang spoorloos, en houdt zijn seksuele geschiedenis wazig tussen ‘mopjes’ en luchtige allusies op de zelfmoord van een ex. Anthony is met andere woorden fout. Goed fout.
Op die manier verschuift Souvenir van een film over privileges in kunst naar een film over een toxische relatie. Hogg maakt daarmee een slimme keuze, aangezien Anthony’s slangachtige intrede in Julies leven op die manier even onopgemerkt voorbijgaat aan de kijker als aan Hoggs hoofdpersonage. Plots besef je dat in die contemplatieve spiegelshots een parasiet is binnen geslopen, die niet meer te verwijderen is. Op eenzelfde manier plaatst Hogg niet-chronologische beelden tussen haar verhaal, die meer zijn dan ze op het eerste zicht lijken te zijn. Het zijn flarden herinnering aan Julies kantelpunt in Venetië, die het tollende slot tastbaar aankondigen.
Hoewel Hogg zo enorm mooi vastlegt hoe mensen in elkaar komen vast te zitten, brengt dat voor de kijker soms enorm veel frustraties met zich mee. Wanneer Anthony bijvoorbeeld terugkeert uit Parijs en Julie prompt vraagt lingerie voor hem te dragen, zijn de tekens aan de wand zo overweldigend dat je je begint af te vragen aan welke fijne herinneringen Julie toch blijft vasthouden.
Stilistisch is The Souvenir een prachtig understatement. We kijken naar een vignette van de Britse jaren tachtig. De film brengt turbulente gebeurtenissen contemplatief in beeld, en veroorzaakt daardoor naast irritatie om Julies naïviteit ook begrip voor het laten voortkabbelen van iets waarvan je wéét dat het fout zit. Met aandacht voor het kleine, het huiselijke, creëert Hogg schoonheid in dat wat niet kan.
Bovenal is The Souvenir wat de titel aankondigt: een laagje bezinksel dat met het verstrijken van de tijd helderder wordt. Het is één van die bijzondere films die je pas een uur na het kijken raakt, maar dat wel doet met een waarachtige integriteit. Komt het slot heel plots, dan rest ons een periode van contemplatie in het aftitelend zwart. De irritatie wordt langzaamaan begrip, de lichtheid wordt pijn. Hogg laat ons zo deelnemen aan haar relikwie van een relatie.
The Souvenir, Verenigd Koninkrijk – 2019, Regie: Joanna Hogg, Acteurs: Honor Byrne Swinton, Tom Burke, Tilda Swinton, 120 minuten, Score: 8/10
J’ai perdu mon corps
Ooit afgevraagd hoe het een afgehakt hand vergaat? In J’ai perdu mon corps onderzoekt Jeremy Clapin dat idee, in een door gevoelens van eenzaamheid gedomineerde evocatie van een trektocht. Clapin laat zijn geanimeerde hand dwalen door de metro’s, in gevecht gaan met duiven en ratten, en weet gek genoeg medeleven te creëren voor een morbide losgerukte ledemaat.
Clapin vertelt in Corps het verhaal van Naoufel, een door externe omstandigheden aan lager wal geraakte jongen in Parijs. In tedere flashbacks zien we zijn welgestelde ouders en de liefde waarmee ze hun intelligente zoon overladen. Iets is misgegaan. En dan is er dat hand. De hele film lang zien we Naoufel rondlopen met twee goed vastgemaakt handen, wat ons vertelt dat de film tegelijkertijd een verleden en heden met elkaar verweeft. We volgen hem in zijn leven als pizzabezorger in het donkere Parijs, waar alles fout gaat tot hij een meisje leert kennen dat in een bibliotheek werkt en hem meeneemt in haar fascinatie voor de Noordpool. ‘Helemaal niets zien, dat kan nergens anders’: de twee vinden elkaar in een nood voor rust.
Corps is, in zijn geladen actiescènes op het pad van het afgehakte hand, tegelijk bevreemdend en visceraal. De hartkloppingen die deze efficiënt opgezette ‘odyssee van een hand’ in ons teweegbrachten werden gelukkig afgewisseld met tederheid. De scènes tussen Naoufel en Gabrielle zijn onderkoeld, maar oprecht. Op die manier biedt de structuur van de film ademruimte om het magisch realistische en de agressie die daarbij hoort (niémand wil een hand zien worden aangevallen door een groep ratten) te verhapstukken. De zoektocht van Naoufel naar een geluk zoals dat uit zijn jeugd is integer, al toont hij zich ook een mens – die soms niet weet wat wel en niet gepast gedrag net inhoudt. Zijn relatie met Gabrielle loopt niet zomaar van een leien dakje, maar is daarom nog niet gedoemd.
Maar hoe is Naoufel zijn hand verloren, en waarom is het naar hem op zoek? De film stelt deze vraag bijna niet en speelt vooral in op het verleden van zijn hoofdpersonage. Een slimme zet, want het hand op zoek naar zijn lichaam gedraagt zich bijna net als de jongen op zoek naar zichzelf. Hoe daarin wordt gewerkt met wisselende animatiestijlen is jammer genoeg vaker verwarrend dan verhelderend. Dat kan deels werken, al lijkt er weinig esthetische waarde te rijzen uit die verwarring. Veeleer haalt het je uit de vertelling. Zo is J’ai perdu mon corps een mooie film met een interessante opzet, die jammer genoeg niet altijd beklijft.
J’ai perdu mon corps, Frankrijk – 2019, Regie: Jeremy Clapin, Acteurs: Hakim Faris, Victore Dubois, Patrick D’Assumçao, 81 minuten, Score: 7/10