Met zijn achtenveertigste film is Woody Allen niet ouder geworden. Erger nog, in het Allenuniversum bleef de tijd stil staan. In zijn kosmos is er geen instagram, komen jongeren ongegeneerd weg met de naam ‘Gatsby’ en bestaat #MeToo niet. Laat staan dat hij erin betrokken was.
Allen heeft het nooit hoog op gehad met Hollywood. Zijn thuis is altijd New York geweest. Het is waar hij werkt, waar hij filmt, waar hij zijn hart verliet. Dat Hollywood hem nu in die mate uitspuwt dat zijn laatste film niet eens een Amerikaanse release krijgt, kan hem – naar eigen zeggen- geen moer schelen. Daarnaast vermoedt hij dat als de film in Europa een warme ontvangst krijgt, A Rainy Day in New York vanzelf wel op de Amerikaanse schermen zal verschijnen.
Het optimisme en de zelfzekerheid waarmee hij die woorden op de Franse televisie verkondigde, heeft bijna iets tragisch. Eén: het is aandoenlijk hoe Allen zich flink houdt, maar zou hij het zelfs geen klein microscopisch beetje strontvervelend vinden dat zijn zoveelste ode aan New York niet eens te bezichtigen valt in… New York? Twee: A Rainy Day in New York is niet zo ongezien, revolutionair of briljant dat het nette Hollywood Allens schandaaltje zomaar eventjes onder de mat zal vegen om zijn laatste worp alsnog een distributie te geven. Op zijn best is het een sfeervolle komedie met een uitstekende jonge cast. Op zijn slechtst, laat hij prostituees oneliners afvuren zoals ‘let’s not split pubic hairs’.
Toegegeven: charmant is die dag in New York wel. Thimothée Chalamet – de rising star en nieuwste posterboy – speelt Gatsby, een ietwat zelfingenomen kunststudent die zijn tijd verdoet aan pokeren en pianobars. Zijn vriendin Ashleigh (Elle Fanning), een vreselijk naïeve maar gedreven studente journalistiek, gaat voor een dagje naar Manhattan om een grote filmregisseur te interviewen. Ze maken er een weekendje van om chic te gaan dineren, expo’s te bezoeken en in suites de liefde te bedrijven. Dat het zal regenen, deert hem niet. Het maakt New York des te mooier, en romantischer.
En daar wringt het schoentje: de plot kennen we. Het euvel in die druilerige stad is dat Woody Allen er is, en dat hij net dat tikkeltje te veel zichzelf is. De dialogen zijn bij momenten heerlijk, grappig zelfs, maar o zo stoffig. Wie denkt bij de naam Ashley nog spontaan aan Gone With the Wind ? Welke jongere dweept nog met Cole Porter? Het is nostalgisch ja, maar werd die emotie niet al genoeg uitgebuit de afgelopen vijf jaar? Het jazzy New York van weleer is niet meer, hoe graag Woody Allen het ons wil doen geloven.
Daarnaast mag Allen dan wel opperen dat hij een boegbeeld zou kunnen zijn voor de #MeToo-beweging, toch voelt het des te wranger dat uitgerekend hij middenin zijn eigen hetze een film maakt over een meisje dat verleid wordt door niet één, maar drie Hollywoodspilfiguren: een acteur, een scenarist en een regisseur. Is er dan werkelijk geen enkele manier om als jonge journaliste een interview af te nemen zonder dat een oudere man de vrouw als lustobject benadert?
Het was een bizarre dag daar in New York. Gezellig, dat wel. Goed genoeg om alsnog een release te krijgen in New York? Dat valt te betwijfelen.