Met de première van It – Chapter II – twee jaar nadat het origineel een beetje onverwacht een monstersucces werd – breekt ook het moment aan dat de vraag moet worden beantwoord of het een goed idee was om de oorspronkelijke structuur van Stephen Kings vuistdikke roman uit 1986 uiteen te rafelen en de gebeurtenissen in chronologische volgorde te zetten – en dus het heen en weer snijden tussen verschillende tijdsgewrichten niet te bewaren. Het antwoord is onmiskenbaar ‘neen’ en ondanks het feit dat regisseur Andy Muschietti ondertussen liet doorschemeren dat hij van plan is een soort ‘supercut’ van de films uit te brengen (die al dan niet de oorspronkelijke verhaalstructuur respecteert ?) is dit tweede deel dermate inferieur aan de voorganger, dat er wellicht niet veel meer te redden valt.
De originele roman van King, draaide om de pijn van het vergeten van jeugdherinneringen en de manier waarop die toch kunnen blijven doorspelen in het volwassen leven, maar ook om de wijze wáárop ze vervormd en vergeten raken en hoe alle ervaringen die we opdoen sluimerend aanwezig blijven onder de oppervlakte. Door zijn plot tegelijkertijd te ontvouwen in de kinderjaren en het volwassen leven van zijn protagonisten, wist de auteur dat web van door de tijd verbonden gebeurtenissen en hun latere spiegelbeelden, op indrukwekkende wijze tot leven te laten komen. Door alles op een eenduidige tijdslijn te plaatsen, moet deze filmversie (in tegenstelling tot de miniserie uit 1990 die later gehermonteerd werd tot een tweedelige speelfilm) het stellen zonder al die subtiliteiten : geen echo’s zonder origineel.
Omdat het script (waar King nochtans zelf aan meeschreef) bepaalde gebeurtenissen dus niet rechtstreeks aan elkaar kan linken, zit er niets anders op dan het eerste uur te overladen met onhandige flashbacks die ontbrekende informatie moeten aanvullen en de kijker weer op weg moeten helpen. Zeventwintig jaar na de feiten blijkt de boosaardige clown die het stadje Derry teistert immers terug te zijn en keert de nu volwassen groep kinderen die hem destijds versloeg terug om hun eed gestand te doen en de verschrikking voor eens en altijd te vernietigen. Die initiële uiteenzetting wordt aangevuld met een aantal irriterende terzijdes zoals een cameo van King zelf, knipogen naar illustere voorbeelden (niet in het minst John Carpenters genreklassieker “The Thing”) en vooral een ‘running gag’ rond het feit dat de populaire schrijver wel eens verweten wordt dat hij er nooit in slaagt een echt bevredigend einde te verzinnen voor zijn romans (een stelling die tot op zekere hoogte ook wel hout snijdt). Omdat er geen wisselwerking is tussen de jeugdige en latere avonturen, zitten we opgescheept met een bijzonder fragmentarisch verhaal, dat vooral in het ellenlange middenluik – deze “It Chapter Two” klokt af op bijna drie uur wat echt wel van het goede teveel is – niet meer is dan een aaneenrijging van hoofdstukjes die elk hun respectievelijke schrikmoment bevatten.
Opvallend is dat Andy Muschietti, die in ‘Chapter I’ een zekere elegantie en evenwicht in zijn regie leek te hebben gevonden, de onhebbelijkheden van zijn doorbraakfilm Mama weer laat naar boven komen en letterlijk elke griezelscène schatplichtig is aan de ‘J-horror’ (en Amerikaanse volgelingen) van het begin van de eeuw en herleidt wordt tot een bombardement aan subliminale visuele en sensorische flitsen.
Dat euvel wordt helaas opgekrikt tot schrikwekkende proporties voor de wanstaltig opgeblazen finale. Ondanks alle grapjes over Stephen Kings (on)vermogen om slotakkoorden te verzinnen, wordt hier – opvallend genoeg – de geest van diens afwikkeling gerespecteerd, maar is dat uiteraard niet genoeg en wordt het geheel dus gelardeerd met een schier eindeloze catalogus aan teleurstellende digitale effecten. De clown Pennywise is op zich een bijzonder schrikwekkende creatie en de vraag rijst dan ook waarom de film het zo nodig vindt om allerlei andere incarnaties van het kwade op ons los te laten. De enige echt effectieve momenten zijn die waarin de angst voor clowns wordt bespeeld (de dood van een klein meisje, gelokt door de wenende clown is een eenzaam hoogtepunt) en we niet worden overladen met allerlei monsterlijke gedrochten die in wezen weinig met de onderliggende suspense te maken hebben.
Dat vreselijke laatste deel, is meteen emblematisch voor de hele film: overladen en log en helaas ontdaan van het beetje surrealistische griezelpoëzie dat het eerste deel enigszins genietbaar maakte.