Justin Vernon aka Bon Iver heeft blijkbaar iets met seizoenen, alvast als we de Vlaamse journalisten mogen geloven. En daarbij is het niet zozeer zijn bandnaam (een verwijzing naar `Bon `Hiver`) als wel het feit dat elk van zijn albums met eentje verbonden zou zijn. Zo is er intieme folkplaat annex debuut For Emma, Forever ago (2007) die de winterplaat zou zijn terwijl opvolger Bon Iver (2011) en 22, A Million (2016) respectievelijk lente en zomer vertegenwoordigen. Logischerwijze is i,i daarmee de herfstplaat geworden. Waar en hoe die theorie gestaafd wordt, daar blijft het raden naar maar dat journalisten dergelijke theorieën boven halen, zegt veel over de ongrijpbaarheid van Vernon.
Bon Iver is als artiest en/of band dan ook niet voor een gat te vangen. Gold zijn debuut nog als een intieme, zij het wat apart singersongwriteralbum dan werd het met elke volgende release net wat vreemder. Wie de voorbije albums van Vernon er bij haalt en in het bijzonder 22, A Million merkt dan ook dat het een plaat is die sterk verdelende reacties oproept. Was Bon Iver op veel vlakken al een breuk met het debuut, dan koos de band op het derde album voor een verrassende aanpak waarbij autotune, bij elkaar geharkte minimelodieën en flarden sax, keyboards en gitaren de toon voerden. Het vergde enige luisterbeurten (sommigen zijn er nog niet uit) vooraleer de complexiteit van het album ten volle tot zijn recht kwqm en de schijnbare kakofonie verdween maar finaal was het wel het album waarop Vernon zich samen met zijn groepsleden ontpopte tot een intrigerende band met eigen identiteit.
Dat huzarenstukje herhalen lijkt geen optie (of mogelijkheid op) i,i al weet het wel nog steeds voldoende eigenzinnig te klinken. Officieel verschijnt het album overigens pas op 30 augustus maar sinds het begin van de maand werden er op verschillende kanalen met mondjesmaat al songs uitgebracht zodat de plaat in zijn geheel gemakkelijk samen gesteld kan worden. Van bij de eerste (gehele) beluistering valt meteen op dat op dit vierde album de band niet de horizonten opzoekt van 22, A Million maar meer dan eens stap terugneemt alsom de terughoudendere fan van het oudere werk kans te geven bij te benen. Die moet wel eerst de eerste plaathelft doorbijten vooraleer hij de verlossing vindt, al kan er weinig afgedwongen worden aan de manier waarop de intro”’Yi” overgaat in in “iMi” dat meteen de marsrichting van een belangrijk deel van het album bepaalt.
Vooreerst valt op dat de autotune zo goed als geheel verbannen is. Vernon is zich (opnieuw) bewust van hoezeer zijn zang zijn troef is en speelt die dan ook volledig uit. Muzikaal mag het echter nog steeds alle richtingen uitgaan, in die zin dat melodieën en patronen niet meteen een duidelijk afgebakend verhaal dienen te vertellen maar in kleine brokjes en stukjes opgediend kunnen worden zolang er maar ergens een rode draad (subtiel) verborgen is. Hoewel het album barst van de pareltjes wordt het nergens zo abstract als in deze eerste song. Getuige bijvoorbeeld het ritmischere “We” dat een funkinvloed op valium verraadt en zich knikkebollend voortbeweegt terwijl enkele blazers het feestje meer leven wensen in te blazen.
“Hey Ma” was al langere tijd live te horen en weet zijn nostalgische inslag te onderbouwen met enkele electronische pulsen en pulserende blazers die samen toewerken naar een `trip down memory lane` waarbij een dromerig intermezzo lanzaam maar zeker de herrinneringen naar boven brengt en daarmee samenhangend ook de song zelf nieuw leven inblaast. Het wat plotse einde vormt een mooi bruggetje naar het al even nostalgisch klinkende “U (Man Like)” een pianoballade met gospelinvloeden die zich verrassend goed thuis voelt tussen de andere songs op het album. Geen beter bewijs overigens dan het daar netjes op aansluitende “Naeem” dat gebalder en steviger klinkt alsof het beseft dat het publiek opnieuw wakker geschud mag worden met het type powerballad dat de jaren tachtig beheerste maar tezelfdertijd ook meer dan dat is. Vernon zelf ziet het als de aflsuiter van de eerste act alvorens met “Jelmore” de tweede helft start die veel meer aansluiting zoekt bij de `oude` Bon Iver.
Voor het zover is, heeft de luisteraar met “Holyfields” echter al een eerste keer mogen terugblikken dankzij een song die niet alleen enkele strijkers incorporeert maar bovenal steunt op Vernons zangtalent en keyboards waarbij`white noise` vooral op de achtergrond voortruist terwijl enkele strijkers nu en dan opduiken. Qua instrumentarium mag het dan wel onorthodox zijn, de manier waarop Vernon het nummer domineert, geeft afdoende houvast aan wie heimwee heeft naar de dagen van weleer. Wie het iets avontuurlijker lust zonder meteen zichzelf in experimenten te verliezen, zal ongetwijfeld zijn gading vinden in “We” dat met de klassieke falset vertrouwde paden bewandelt maar in zijn opbouw al meteen verraadt dat het geen eenvoudige wandeling wordt. Wanneer in het nummer na de eerste minuut de saxofoon zijn opwachting maakt, wordt duidelijk dat ook deze song ambitieuzer is dan het aanvankelijk liet uitschijnen.
Toch blijft het nog relatief ingehouden in tegenstelling tot het eerder vermelde “Jelmore” dat net zozeer steunt op Vernons zang maar er wel een cut-up van klanken tegenover plaatst die hoe dan ook hun plaats opeisen. In zekere zin zijn de voormelde nummers typerend voor het album dat perfect een balans weet te vinden tussen eigenzinnige klanken en een vloeiend en zelfs zalvend geluid, met dank aan Vernon. Na het geweld van deze eerste acht songs komt ”’Faith” als een welkome gast binnengestruind waarbij de progrock/pop weliswaar nog steeds de hoofdtoon voert maar Vernon en de zijnen zowaar voor een haast klassieke song opteren inclusief herkenbare drums, keyboards/piano en de hint van een gitaar. Wie dat laatste gemist heeft, kan zijn hart ook ophalen bij het grotendeels akoestische “Marion” dat net geen klassieke singersongwritersong wordt.
Het lijkt wel alsof Bon Iver de luisteraar die doorbijt, wenst te belonen want deze tweede helft herbergt met “Sálem” een derde `toegankelijke` song die zowaar een herkenbare melodie en drumpatroon heeft die rustig voortdenderen terwijl ook Vernons zang zich relatief rechtoe rechtaan voortbeweegt. Uiteraard mag prog ook hier geen vies woord zijn, maar als binnenkoppertje kan de song wel tellen. Met het zachtmoedige en grotendeels instrumentale “Sh` Diah” wordt een klankentapijt geweven dankzij een breed uitwaaierende saxofoon die zich op een bed van keyboardklanken kan neerleggen. Klinkt het nummer als een wonderlijke droom en afsluiter dan volgt erna zonder twijfel het mooiste en meteen ook meest toegankelijke/klassieke nummer van de plaat. “RABi” had zonder uit de toon te vallen immers net zo goed op For Emma, Forever Ago kunnen staan. Niet alleen weet Vernon de vocale uithalen perfect te doseren ook muzikaal blijft de song zich subtiel ontplooien waarbij het minimalisme niet verward met simplisme en nog maar eens aantoont waarom Vernon zo een getalenteerde songsmid is die geen trucjes nodig heeft om te begeesteren.
De ingenieuze waanzin en experimenteerdrift gekoppeld aan visie en vakmanschap die 22, A Million kenmerkte, haalt Vernon/Bon Iver nergens op deze plaat maar het is ook maar de vraag in hoeverre dat gewenst of nodig was want i,i staat net als de andere drie albums volledig op zichzelf en is niet minder dan het zoveelste bewijs dat Bon Iver een eigenzinnige en getalenteerde band blijft. Als het perfecte bindmiddel tussen Bon Iver en 22,A Million weet i,i de nood aan aparte melodieën en songstructuren te koppelen aan doordachte songs en indrukwekkend uitgewerkte partijen. Riep zijn derde plaat nog gemengde reacties op dan mag veilig gesteld worden dat Bon Iver op dit album er wel degelijk rekening mee heeft gehouden dat niet iedereen zomaar die zevenmijlssprong kon maken. Iets minder gedurfd met andere woorden maar daarom niet minder essentieel.