In 1995 verbaasden de Pixar-studio’s de wereld met een animatiefilm over levend speelgoed die zowel technisch, verhalend als visueel baanbrekend was. Uit dat succes groeide een indrukwekkende lijst producties die culmineerden in een periode van een drietal jaar (ruwweg tussen 2007 en 2010) waarin Pixar in een soort staat van genade leek te verkeren en elke nieuwe titel zowel een commerciële als kritische triomf werd. Toy Story 3 vormde de afsluiter van dat tijdperk met de nog steeds hartverscheurende scène waarin het jongetje Andy zijn speelgoed aan een klein meisje schenkt voor hij gaat studeren. Bijna een decennium en talloze veranderingen bij de studio later, is er nu Toy Story 4, dat de schijnbaar afgeronde trilogie opnieuw van onder het stof haalt.
In de nasleep van #metoo werd ook de naam van John Lasseter genoemd, het creatieve brein én gezicht van Pixar-animatie, die vervolgens besloot een stap opzij te zetten. Op een bizarre manier lijkt er wat schuldbewustzijn in dit nieuwe deel te zijn geslopen, want hoewel de reeks altijd al oog had voor sterke vrouwelijke personages, is het opvallend hoezeer er dit keer wordt ingezet op sterke onafhankelijke dames (al zijn ze dan speelgoed) die de mannelijke tegenhangers op alle mogelijke manieren overklassen. Behalve het invullen van het vacuüm dat Lasseter achterliet, komt Toy Story 4 ook op een moment dat het handelsmerk van de studio niet langer ongenaakbaar is: in 2012 werd immers een samenwerking met Disney aangegaan die een overgangsperiode inluidde die ook voelbaar was in de kwaliteit: voor elke Coco en Inside Out was er immers ook een inferieure Brave of Cars 3– ook al bleven zelfs die mindere titels het wel verbazend goed doen aan de kassa. De man die naar voren geschoven werd om Pixars meest lucratieve franchise op het goede pad te houden, is Josh Cooley, die eerder zijn sporen verdiende als medewerker aan onder andere Inside Out (Pixar heeft een traditie van het laten groeien van mensen binnen de eigen rangen) en het er als debutant bijzonder vakkundig vanaf brengt.
De film opent met een duik in het verleden en toont de kijkers hoe Boo Peep (het herderinnetje dat er in deel drie niet meer bij was) de speelgoedkamer verliet, om vervolgens de draad terug op te pikken en te laten zien hoe het Andy’s speelgoed – de cowboy Woody, de astronaut Buzz en alle anderen – vergaat bij hun nieuwe ‘kind’: het kleine meisje Bonnie. Tijdens het knutselen in de kleuterklas maakt Bonnie een nieuw vriendje: Fork – letterlijk een vork met oogjes en ledematen – die zichzelf niet als speelgoed, maar als afval beschouwt en wiens pogingen om bij het vuilnis terecht te komen opnieuw zorgen voor een plot over verloren speelgoed.
Het zwakste element in deze vierde aflevering is precies het feit dat de meeste zaken een variant zijn op dingen die we reeds eerder zagen: er is alweer een dreigende pop met een trieste achtergrond (vergezeld van enkele akelige houten buikspreekpoppen) en allerlei geëlaboreerde reddingspogingen om verdwaalde stukken speelgoed te recupereren. Uiteraard is ook de techniek er nog op vooruitgegaan, maar echt verrassend of vernieuwend is het allemaal niet meer.
De grote troeven van dit deel liggen dan ook in een tweetal elementen: de toevoeging van enkele nieuwe stukken speelgoed die het bestaande collectief vervoegen én de gewijzigde toon, die afwijkt van de eerdere films. Diep in het verhaal duiken een paar nieuwe figuren op waarmee de creatieve tovenaars van Pixar zich nog eens kunnen uitleven en die leven in de brouwerij brengen: er is een stuntrijder op een motor die een soort Canadese versie lijkt van ‘Evil Knievel’ en met de stem van Keanu Reeves spreekt en vooral een pluizige dubbelentiteit, bestaande uit een konijn en een vogel (ingesproken door Get Out– en Us-regisseur Jordan Peele en acteur Keegan-Michael Key), die voor de beste komische noten zorgt. De échte nieuwe wending ligt echter in de manier waarop Toy Story 4 afwijkt van de dramatische lijn en onderliggende thematieken van de eerdere afleveringen. Die handelden allemaal over de kracht van familiale- en vriendschapsbanden, het trouw blijven aan zichzelf en de pijn van het onvermijdelijke afscheid. Die zaken komen ook hier terug, maar worden in juxtapositie geplaatst met een aantal nieuwe drijfveren: afscheid nemen wordt nu ook een positieve kracht en het radicaal in vraag durven stellen van de eigen idealen en keuzes wordt dit keer een valabel alternatief voor de heersende gewoontes en tradities.
Die meer genuanceerde visie maakt van Toy Story 4 zeker de meest volwassen en evenwichtige film uit de serie die ondertussen drie decennia overspant – wat daarom zeker niet wil zeggen dat het ook de beste is. Daarvoor ontbreekt de duizelingwekkende vernieuwing die het origineel bracht en de onblusbare creativiteit van pakweg deel drie, maar los van die bedenkingen is dit zonder meer een succes over de hele lijn dat nog maar eens laat zien dat Pixar wellicht eerder de enige erfgenaam is van de gevierde Studio Ghibli dan van het Disney-imperium.