Dag Drie :: Tsunami-alarm
Nog een dagje? Nog een dagje. Want de zomer blijft niet eeuwig duren, dus we halen er maar beter het maximum uit zolang het duurt. Ook vandaag: veel Belgische trots op de affiche, maar ook volk van elders. Vreemdelingen? Naah, noem ze maar: oude bekenden.
Want Mono, dat draait ondertussen al even mee. Twintig jaar om exact te zijn, en dat verdient een verjaardagstour. Op Cactus Festival resulteert dat in een concert dat met “God Bless” furieus uit de startblokken schiet; van nul naar Hiroshima in vijf seconden. Dit is postrock als Formule 1-race; scheuren vanaf prille begin. “After You Comes The Flood” neemt even wat gas terug met een kabbelend Mogwai-gitaartje, om dan toch opnieuw flink het gaspedaal in te drukken. Wat is dat in de verte? Tsunami-alarm. Een muur van water kletst over ons heen, en wat overblijft is puin en wat gekraak uit de boxen. De synth en zang van Tamaki Kunishi kunnen in “Death Before Rebirth” enkel een treurlied voor de doden spelen. Geen explosies meer, enkel wat ijle klanken. “Breathe” raapt de brokstukken op; potje breken is immers potje betalen.
Weer doet zo’n gitaartje iets dat Stuart Braithwaite al eens gebruikte in “New Paths To Helicon pt. 2”. Want zo is Mono wel: altijd net iets te hard aan het handje van de voorbeelden lopend, postrock volgens het boekje makend. Laat dat echter de enige kritiek zijn, als het jatwerk zo goed is als nu. De manier waarop “Sorrow” eerst bloedmooi zijn melodie opbouwt, om vervolgens opnieuw verzengend uit te barsten klópt. Dat het allemaal wel moét eindigen in een loeiende finale, in bruut geweld, en een laatste restant feedback ook. Mono laat het Minnewater Park achter met een verbluft “wat was dát”-gevoel.
Staan ook strak: Parquet Courts, dat een half uur lang over de planken raast met de beste Amerikaanse popst-punk. De jachtige 4/4-beat van “Master Of My Craft” gaat over in de ziedende gitaren van “Borrowed Time”, en dan is er al “Donuts Only” en het virulente “Total Football”. Een onzin-ode aan Johan Cruyff? Een opdracht voor het Nederlandse vrouwenelftal vanavond? Neuh, met “Wide Awake!” heeft de band zijn eigen kijk op de politieke ontwikkelingen in de VS geschreven, en dat “Fuck Tom Brady!” aan het eind geeft het weg; alweer een middelvinger aan de echte man, zeker als hij een rechtse oud-voetballer is.
Wel ongein: het oude “Dust” (“Sweep! Sweep!”) en het uit de boxen knallende “Almost Had To Start A Fight / In And Out Of Patience”. Waarna dit concert hopeloos de dieperik in gaat. De dubby baslijn van “Before The Water Gets Too High” houdt de boot niet drijvend, het duurt tot “Wide Awake” voor er opnieuw wat pit in de set komt. Waarna die wéér verdwijnt, de band het op een oeverloos jammen zet, en alle lucht met een langgerekt sissen uit de set loopt. Jammer, maar goed begonnen is in deze niet half gewonnen.
En we slaapwandelen verder, want heremejezus wat was Neneh Cherry strontvervelend. Ooit pittige popprinses, heeft de Britse zich de laatste jaren opnieuw uitgevonden als een soort Björk, die zich elke keer opnieuw probeert uit te vinden. Pech voor ons: vandaag zitten we in de doodsaai triphop-met-arty-rafelrandesfase. “Shotgun Shack” kabbelt soezend voorbij op de tonen van een harp, “Woman” is pure triphop zoals dat enkel begin jaren negentig kon gemaakt worden. En goed, je kunt dan zeggen: het is wel meneer Cherry, Nellee Hooper, die dat genre mee heeft vormgegeven. Maar moet werkelijk alles zo loom voortsjokken? Het duurt tot de rollende groove van “Blank Project” voor deze set een beetje vaart krijgt, en dan is het ook alweer bijna voorbij. Dat technische problemen Cherry dwingen de set minutenlang te laten doodvallen helpt ook niet, en wanneer ze opnieuw kan inpikken is het met “7 Seconds”, waarin haar beatman een wel érg valse Youssou N’Dour neerzet. Het is echter nog steeds van die schaarse jaren negentigsuccessen dat Cherry het moet hebben. “Manchild” brengt dan toch wat schwung, twee steeldrummers zullen uiteindelijk ook een grondig geremixt “Buffalo Stance” aan wat extra power helpen. Fijn, maar veel en veel te weinig. Neneh Cherry was een ontgoocheling.
Holy shit, is dat al acht uur? Tijd om toch maar snel iets te eten, terwijl Band Of Horses voor de gemoedelijke dinner music zorgt. Waarom deze band hier staat, terwijl zijn laatste plaat alweer uit 2016 stamt? Beats us; waarschijnlijk iets met de vingers losspelen vooraleer een nieuwe wordt opgenomen. Maakt ook niet uit, want dit huis van vertrouwen tekent voor de gewoonlijke americana, met warmbloedige rocksongs die maar één ding tegen zich hebben spreken: dat ze niet de twee machtige singles zijn die de groep uit zijn beginperiode putte. Want wat steken “Is There A Ghost?” en zeker het machtige “Funeral” nog steeds met kop en schouders boven de rest van het werk van de band uit. “At every occasion, I’ll be ready fort he funeral”, zingt Ben Bridwell, en je voelt de snik die er dertien jaar geleden al inzat nog steeds doorheen zinderen. Een episch slotstuk aan een gemoedelijk concert.
Petje af voor Trixie Whitley, die het luidruchtige Cactuspubliek – dat van die grootste toog van Brugge is nog altijd waar – trotseert met niet meer dan een drummer aan haar zijde. Het vraagt focus, van haar, maar ook van wie wél wil luisteren. “May Canaan”, met zijn diepe bassen, passeert nog vlot, maar pianoballad “Closer” gaat er moeilijker in. Na wat snaarproblemen drijft “Time” het tempo gelukkig opnieuw omhoog. In “I’d Rather Go Blind” van Black Dub, de supergroep die ze samen met producer Daniel Lanois had, toont drummer Chris Vatalaro zich een bijzonder inventieve slagwerker, die de song een unieke polsslag meegeeft. Een avontuurlijke set die niet voor iedereen op de wei was weggelegd.
“Eén keer, da’s een one night stand. Twee keer, da’s twee one night stands. Maar vier keer? Dat is een relatie!” Tom Barman, voor de gelegenheid nog eens in een beeldig zwart rokje, heeft ze geteld, de passages van dEUS in het Minnewater Park. Vandaag staat de groep er om nogmaals de twintigste versie van The Ideal Crash te vieren, en dat gebeurt zoals dat twee maanden geleden ook in de AB ging; met dansers, en een plaat die van voor naar achter wordt uitgevoerd.
Maar natuurlijk is dit dEUS niet meer dat bij momenten over het tapijt rollende ensemble dat die plaat inblikte. We zijn twee decennia, vier platen en ettelijke muzikantenwissels verder. Het grijze van de haren ging gepaard met het slijten van de lijven. “Eergisteren nog op de spoed met een half-gebroken rug, vandaag staat hij hier toch maar”; Barman over toetsenist/violist Klaas Janzoons. “Nuja; ‘staat'”. Toch hoor, en ook de band staat er. Opener “Put The Freaks Up Front” krijgt een potige versie met een eerste passage van de danstroupe. “Sister Dew” volgt als rustpunt, waarna “One Advice Space” het geluid opentrekt.
“Een bossanovake”, kondigt Barman “Instant Street” aan. Onzin, natuurlijk; dat was “The Magic Hour” twee nummers eerder. Terwijl de dansers het podium nogmaals innemen, geselt de frontman zijn troepen richting een finale die versnelt en versnelt tot ze net niet uit zijn hengsels vliegt. Je noteert: straffe band. En dat die Bruno De Groote een aanwinst is, zoals hij dat Marc Ribotriedeltje in “Let’s See Who Goes Down First” er uit knijpt.
Je kunt klagen dat dat nummer, samen met afsluiter “Dream Sequence #1” niet bepaald een groots einde van een set vormen – eerder een langzaam uitpieteren – maar dat is niet erg, wanneer een bisronde volgt , zo krachtig als deze. Géén afgezaagd “Suds & Soda”, wel een “Quattre Mains” waarvoor Barman even lid wordt van de danseres, dan een magistraal “Fell Off The Floor, Man”. Het blijft zo’n nummer dat niet zou mogen kloppen, een Monster van Frankenstein waarvan de brokken met ruwe stiksels aan elkaar zijn gezet; het klópt als een bus. “Roses”, nog altijd één van de beset songs die dEUS ooit schreef, heeft het voorzetje maar binnen te koppen.
En daarmee is het verhaaltje uit. Dat van dEUS, dat straks opnieuw de studio in trekt, en dat van Cactus 2019. Dit was een festival dat alles mee had, van weer tot line-up, en dan ook niet kon mislukken. Volgend jaar meer van dat!