We zouden het nog maar eens over ’s mans almaar ongezonder naar extreem-rechts neigende uitspraken kunnen hebben. Maar laat ons nog éénmaal op de muziek focussen. Want California Son, Morrissey’s eerste coverplaat, is minder slecht dan de geslepen messen doen vermoeden.
“Ik ben geen band begonnen om fucking Cilla Black-songs te coveren.” Zo brieste Smithsgitarist Johnny Marr toen Morrissey in 1987 suggereerde “Work Is A Four-Letter Word” van de populaire Britse chanteuse als B-kantje voor “Girlfriend In A Coma” op te nemen. Het zou een van de laatste confrontaties in een al lang ontrafelende samenwerking zijn – nauwelijks twee singles later was het boeken toe voor de beste Britse band van de voorbij veertig jaar.
Met California Son – een titel als een stevige diss naar zijn vaderland – lijkt Morrissey laattijdig alsnog wraak te nemen op de oprisping van zijn voormalige partner-in-crime. ’s Mans eerste coveralbum ooit zwelgt immers in het soort nostalgie dat hem naar dat soort cheesymuziek dreef. Eerder dan verder te zwelgen in zijn puberaal gedweep met The New York Dolls en The Cramps, grijpt Morrissey terug naar de groten uit zijn jeugd: Dylan, Orbison, Mitchell, … Maar het Cilla Black-gehalte is er. Gary Puckets “Lady Willpower” wordt vrij letterlijk gekopieerd – zij het met wat meer moderne punch – en Laura Nyro’s “Wedding Bell Blues”, met een beetje hulp van Green Days Billie Joe Armstrong, al evenzeer. “It’s Over” van The Big O? Uitdaging, maar Mozz haalt het net.
Het zijn de troubadours, echter, waar Morrissey met het meeste plezier zijn tanden in zet. Baawbs “Only A Pawn In The Game” wordt een dramatische vertelling, van de prachtige melodie van Phil Ochs’ “Days Of Decision” maakt hij een statige Veagsballad. En dan is er “Morning Starship”, ooit een Ziggy Stardust-ripoff van Jobriath, de eerste openlijke gay popster, nu een gracieuze opener. “Boom! Boom! Boom!”, zingt Mozz, en hij klinkt bijna uitbundig.
En zo gaat het op en neer. Van Joni Mitchells “Don’t Interrupt The Sorrow” weet Mozz weinig meer te maken dan koffiehuisjazz, Dione Warwicks “Loneliness Remebers What Happiness Forgets” – waarschijnlijk alleen maar om de titel geleend – ruikt naar recepties en verschaalde cocktails, en eenmaal “Lady Willpower” voorbij is gedraafd, sukkelt California Son naar zijn einde. Nina Simones “When You Close Your Eyes”? Slaapverwekkend. Tim Hardins “Lenny’s Tune”? Gaap.
Maar zelfs in die mindere nummers valt op wat voor showcase deze plaat is voor Morrisseys stem. Zelfs nu hij richting de zestig gaat, blijft het een flexibel instrument dat gracieus van diep naar hoog glijdt, vol verhalende kracht. Hij wéét het ook en zingt met de bezieling van een karaoke-zanger die een gooi naar wereldroem doet. Dat is een goed iets, er zit bewijsdrang in die je soms miste op zijn laatste worpen. Je hoort het in de soupplesse waarmee hij in “Suffer The Little Children” (Buffy Sainte-Marie) over de hamerende piano surft terwijl hij vlotjes elke bocht en wending van het verhaal neemt.
Het laatste woord is dan weer wrang. In “Some Say (I Got Devil)” herneemt Morrissey Melanie en het lijkt alsof hij rechtstreeks antwoordt op zijn luisteraars die met meer en meer verbazing zijn recentste exploten aanzien, zoals zijn steun aan de racistische For Britain-partij. Alle kwaliteiten van California Son niet te nagesproken, kan het publiek immers net zo goed met een cover reageren en Smiths-fan Luc De Vos citeren: “Een oude zanger / die zingt over het verleden / Want vroeger was je beter”