Aan alles komt een einde, ook aan het verhaal van de grote rockgroepen. Terwijl Mick Jagger al dansend recupereert van een hartoperatie, schuifelt Fleetwood Mac zuchtend en krakend naar zijn einde. Dat het nu echt wel tijd is voor pensioen bleek zaterdag op Werchter, waar zelfs een injectie nieuw bloed de meubelen niet kon redden.
Of hij het zou willen toegeven is een andere vraag, maar: sowieso heeft Herman Schueremans ook een lijstje van legendarische bands die Zijn Wei ooit eens moeten passeren. En als dat bestaat, moet Fleetwood Mac zo langzamerhand vanzelf naar de nummer één-plaats zijn gekropen. Rolling Stones? Drie keer. U2? Check, double check, triplecheck. Bruce Springsteen? Ook twee passages. The Who? Gewoon eens op het doorsnee Werchter geprogrammeerd, niets bijzonders. AC/DC? Warm verwelkomd, Axl Rose incluis, meneer. Ja, waar moet je dan nog op hopen, als programmator?
Fleetwood Mac dus. Levende legendes, een band met een back catalogue die niet eens zo uitgebreid moet zijn — ze is het nochtans — om historisch te zijn. Iedereen heeft Rumours in huis. En iedereen heeft wel iets met een van de nummers van die plaat. Al die bluesrock van voordien? De jaren negentigshit die we collectief zijn vergeten? Ach. Als ze maar “Go Your Own Way” spelen. En dat deden ze, natuurlijk.
Maar eerst is er “The Chain”. “Listen to the wind blow”, zingt Stevie Nicks, maar die bederft het spel voor één keer niet. Zijzelf wel. Hoe hard kun je van de toonladder glijden voor je billen bont en blauw staan? Dat het ook ronduit ráár is om centraal Neil Finn van Crowded House te zien, daar waar Lindsay Buckingham doorgaans staat, maar zo is het op deze tour. Buckingham vond het niet opportuun om opnieuw de wereld af te reizen, de rest van de groep zond hem onceremonieel heen en vond twee vervangers voor één: Finn voor de zang, Mike Campbell van Tom Petty’s Heartbreakers voor alle gitaarheldenschap. Het volstaat niet.
Al in dat openingsnummer valt op hoe rotslecht de klankbalans is: een soepje met croutons van bas en drum. Wanneer de groep daarna in “Little Lies” een ander register opentrekt, hoor je hoe Christine McVie op haar beurt door de mand valt: deze keizerin heeft al lang kleren noch stembanden meer, en het zal er niet beter op worden. Is dit werkelijk het Fleetwood Mac dat we tot twee keer toe Het Sportpaleis zagen veroveren? Natuurlijk niet. Hoe afstotelijk narcistisch Lindsay Buckingham ook kon tekeer gaan, hij leidde wel de troepen. En het waren vaak zijn nummers die je vooral wilde horen. Neil Finn kan ook een aardig “Second Hand News” brengen — al zal dat “bambelambam”-refrein uit zijn mond nooit zo nijdig klinken als uit die van zijn voorganger — maar het voelt wel als een cover, als heeft de groep K3-gewijs zijn eigen opvolging geregeld.
Maar ach, laten we Finn niet laten boeten voor alle zonden van deze groep, hij doet ook maar zijn best. Dat gaat ook op voor Mike Campbell, die doet wat van hem verwacht wordt: tonen dat hij gitaar kan spelen. Hij is er vermoeiend goed in. Met een look die het midden houdt tussen Santana en Slash –- Slash-Tana! — vertegenwoordigt hij het ego van Buckingham; immer epaterend, spierbollen ontblotend, paraderend. “Doe maar, jongen”, denk je zuchtend, en je wilde dat je ergens anders was. Want God, wat trekt dit op niets. Dat het volume zo stil staat dat we onze buurman luider horen meebrullen dan Nicks, McVie of Finn? Ze kunnen er ongetwijfeld niets aan doen; burgermeesters orders. Maar dat twee van die drie consequent vocaal uit de bocht gaan? Kijk, ofwel kun je het nog, ofwel aanvaard je dat je de zeventig voorbij bent, en begrijp je dat het boeken toe is.
Dit is de tour te veel voor Fleetwood Mac, maar het tekent een groep die altijd al hét symbool was van decadentie en overdaad. Dit zijn geen mensen die inzien wanneer het genoeg is geweest; babyboomers als deze weten niet beter dan te nemen en te blijven nemen, alsof de wereld nog altijd op hen zit te wachten. Dat kon, maar vanavond blijkt de houdbaarheidsdatum voorbij.
We zijn op het moment dat we dat noteren nog maar vier nummers ver, en ook “Dreams” is al gepasseerd. De hoogtepunten van Rumours hebben we daarmee al gehad, dus het kan enkel bergafwaarts. In “Say You Love Me” laat Christine McVie nogmaals horen hoe wég haar stem is, “Black Magic Woman” is vooral een excuus om Slash-Tana nog eens van de leiband te laten in een duel met een onhoorbare percussionist. Twee nummers verder is de titel “World Turning” — een vervelend oudje uit de vroege Buckingham/Nicks-jaren — en zijn we toe aan de verplichte drumsolo van Mick Fleetwood die hij onder luidkeelse kreten omtovert in een duel met diezelfde bongospeler. Pintje, iemand? En doe maar een toiletpauze ook.
Het is zo’n vast moment dat vroeger veel minder storend was. Toen had je het gevoel naar een groep te kijken, die, zelfs al was het met haken en ogen, aan elkaar hing. Nu krijg je het gevoel dat de vele huurlingen — naast die percussionist tellen we nog een gitarist, een toetsenist en twee backingvocalistes — nodig zijn om de lijm te doen pakken, en zelfs dan werkt het nog niet. Finn mag niet de leider zijn die Buckingham, McVie en Nicks kunnen de schoenen van de oud-gitarist niet vullen. En dan is die laatste gelukkig nog zo nuchter — al is dat misschien een breed woord voor haar toestand — om niet opnieuw in een ellenlange bindtekst zonder einde te vervallen.
Het is niet eens dat de setlist zoveel Buckinghamnummers mist — we denken dan vooral aan “Big Love” of “Never Going Back Again” — maar het zijn wel ijkpunten die in de tweede helft van dit concert welkom waren geweest. Geen kwaad woord over “Oh Well” of “Gypsy”, hoor, maar echt begeesteren doen ze niet, zeker niet in deze hopeloze omstandigheden waar het geluid je van ver komt toegewaaid. “You Make Loving Fun” kraakt McVie van achter haar met een trol en een achteruitkijkspiegel versierde toetsen. Maak eerst anders optreden eens fun, Christine; tip van het huis.
Neen, als dit een jukebox vol hits moet voorstellen, dan een oud, verkeerd afgesteld machien, vol krakkemikkige, kapotgespeelde 45 toeren, waar per toeval een nieuwer plaatje is tussen gesukkeld. Halverwege mag Finn zijn eigen “Don’t Dream It’s Over” brengen, en het is een eenzaam, voluit meegezongen hoogtepuntje. Misschien moet Herman Crowded House maar aan zijn lijstje toevoegen. Voor Tom Petty, van wie nog “Free Falling” wordt geleend, is het alvast te laat.
Natuurlijk is het afscheid gereserveerd voor die laatste klassieker die we nog te goed hebben. “Don’t Stop”? Het klinkt als een dreigement. Alstublieft, dames en heren Fleetwood Mac, jullie zijn oud, het is mooi geweest, en we zullen altijd Rumours blijven koesteren, maar hou het toch maar voor bekeken. Zelfs Bart De Wever vindt dat jullie lang genoeg gewerkt hebben.