De terroristische aanslagen in Mumbai, India van 26 tem 29 november 2008 behoren tot de wreedste misdaden van onze eenentwintigste eeuw. Gedurende drie dagen vonden er twaalf gecoördineerde bomaanslagen en schietpartijen plaats in deze miljoenenstad. Hotel Mumbai focust hoofdzakelijk op de gebeurtenissen in en rond het prestigieuze Taj Mahal Palace hotel. Wie Utoya: juli 22 van Erik Poppe al een ongemakkelijke zit vond, zet zich maar beter schrap voor deze film. Hotel Mumbai gaat immers voor de overtreffende, viscerale trap.
De Brits- Indische acteur Dev Patel speelt de rol van Arjun, een zachtaardige kelner die werkt in het poepsjieke ‘Taj’ hotel in Mumbai. Op de dag van de aanslagen dreigt de arme man zijn job te verliezen omdat hij niet de juiste schoenen aanheeft. Hier botsen we onmiddellijk op een van de sterke punten van de film. De bazen van het hotel worden niet beter, maar ook niet slechter voorgesteld dan ze werkelijk zijn. Het Taj Mahal Palace is nu eenmaal een vijfsterrenhotel met een zekere klasse en het personeel dient zich ernaar te gedragen. De gast is God, de 1600 koppige staf is dat absoluut niet.
Een hotel is de ideale locatie om een microkosmos van de wereld te zien. Dit leidt tot allerlei grappige en soms al te evidente stereotypes. Zo vraagt de onwetende Amerikaanse toerist David naar een hamburger en stelt de rijke Rus Vasili onmogelijke eisen aan het hotelpersoneel. Wellicht incorrect in deze politiek gevoelige tijden, maar zoals alle clichés bezitten ze ook een grond van waarheid. De gemoedelijke toon van de film slaat drastisch om als de aanslagen plaatsvinden. In tegenstelling tot de aanpak die Utoya hanteert, wordt er niet voor gekozen om van de terrorist een quasi onzichtbare entiteit te maken. Hier is het een persoon van vlees en bloed die perfect in de menigte opgaat. Een persoon die bovendien dankzij de nieuwste technologie voortdurend in contact staat met zijn leidinggevende. Deze ‘Brother Bull’ horen we regelmatig bevelen geven aan zijn ‘uitverkorenen’, maar zien we weinig. Na de aanslagen in een treinstation en in het beroemde Leopold café vlucht een massa mensen naar de Taj om zich daar te verbergen. De terroristen maken vervolgens handig gebruik van de chaos om zich tussen het volk te mengen en op die manier het hotel binnen te dringen.
Wat volgt is een ongeziene explosie van geweld. Regisseur Anthony Maras trekt werkelijk alle registers open om ons zowel visueel als auditief onder te dompelen in dit inferno. Hierbij wordt niemand, oud noch jong, gespaard. Voor de aanwezigen in het hotel zit er niets anders op dan zich te verschuilen en hopen dat alles snel voorbij gaat. Ondanks de ellende krijgen we enkele scènes te zien die getuigen van solidariteit en mededogen onder de slachtoffers. Zo is Arjun, die een Sikh is, bereid zijn tulband af te doen om een vrouw gerust te stellen dat hij geen slechte bedoelingen heeft. In plaats van de vrouw uit te schelden voor raciste, legt hij geduldig uit wat die tulband voor hem en zijn cultuur betekent. Deze oase van compassie in een woestijn van geweld en hysterie is broodnodig om het afstompende effect die de film op de kijker heeft tegen te gaan.
Hotel Mumbai is een film die het allerlelijkste gezicht van terrorisme laat zien. Ondanks de hierboven aangehaalde scène, kunnen we ons dan ook afvragen in welke mate de rolprent zijn onderwerp exploiteert. Het viscerale karakter van de film overstijgt immers meermaals het humane. Als kijker blijf je ontredderd achter bij zoveel zinloosheid. Het uitzinnige geweld dreigt de antiterroristische boodschap van de film te ondergraven en teniet te doen. En dat kan toch ook niet de bedoeling zijn. Een klein sprankeltje hoop was welkom geweest.