Eerst waren er Shame en IDLES als exploten van de recente (post)punkbeweging, nu treedt het Ierse Fontaines D.C. op het voorplan. Hun debuut Dogrel is minstens even sterk als die van hun tegenhangers uit Londen en Bristol.
De vijf van Fontaines D.C. ademen Ierse cultuur. Ze uitten zich als fans van Guinness, bezingen Dublin, hun thuisstad waarmee ze een haat-liefdeverhouding hebben, in enkele nummers en delen een passie voor Ierse poëzie. Dat laatste aspect zit ook vervat in de albumtitel. Dogrel verwijst naar oud-Ierse poëzie die veel herhaling gebruikt, humor niet schuwt en wordt geassocieerd met “working class”. De band bracht zelfs al twee poëziebundels uit.
De korte maar uiterst krachtige opener “Big” is meteen een mooi bewijs van de authentieke kracht van de Ierse band. “Dublin in the rain is mine. A pregnant city with a catholic mind”, zingt Grian Chatten. De frontman is trouwens de kruising van twee postpunkiconen: met zijn praatzang doet hij aan Mark E. Smith denken, zijn podiumhouding heeft dan weer wat weg van Ian Curtis. En het is vooral Gratten die deze plaat een duidelijke identiteit geeft.
Zoals The Clash zich in de jaren zeventig liet inspireren door hun West-Londen, speelt bij Fontaines D.C. Dublin een centrale rol. Maar voor alle duidelijkheid niet het moderne Dublin dat uitgegroeid is tot techbub waarin steeds meer ongelijkheid heerst. Fontaines D.C. heeft een nostalgisch verlangen naar het Dublin uit lang vervlogen tijden waarin dronkenmannen en verloren zielen door de regen lopen. Toeval of niet, maar “Sha Sha Sha” doet aan The Clash denken.
Het magnifieke “Too Real” neigt op muzikaal vlak naar The Fall, maar is vooral een topsong die meteen je aandacht grijpt, opnieuw dankzij de lyrics van Chatten (“Is it too real for ya?”) en de smerige psychedelische gitaren. Het wordt nog meer in your face met “Chequeless Reckless” waarvan de teksten andermaal hard aankomen (“A sell-out is someone who becomes a hypocrite in the name of money…”), maar ook “Hurricane Laughter” en “Liberty Bell” zijn postpunknummers met een rock-’n-roll-feel die we de laatste jaren bij geen enkele rockband gehoord hebben.
Maar op Dogrel staan niet alleen vlammende songs met dito teksten. Een nummer als “Television Screens” is duidelijk minder gejaagd en weidser qua sound, en draagt echo’s van Stone Roses. Hetzelfde geldt voor “Roy’s Tune”, waarvan vooral de intro aan Joy Division en The Cure doet denken. “Dublin City Sky” zou je dan weer als een licht romantisch drinklied kunnen omschrijven, maar toch is het meer dan dat. Het is alsof Shane MacGowan The Velvet Underground zou vervoegd hebben.
Dogrel is het krachtige debuut van een band die zowel (post)punkgeschiedenis, poëzie als Ierse traditie weet samen te ballen tot het interessantste dat we dit jaar in de alternatieve rock zullen horen. “In zijn huidige vorm verdient rock het misschien niet om gered te worden’, zei Nick Cave recentelijk. Misschien moet Cave dringend eens Fontaines D.C. checken, samen met Drahla, Crack Cloud en Viagra Boys.