Spoiler alert: zijn beste plaat is het niet. Maar met My Finest Work Yet levert Andrew Bird wel 45 minuten knap vakmanschap af, waarin melodieus optimisme en bittere politieke observaties gezellig tegen elkaar kruipen.
Wie zich afvroeg of Bird nog steeds de fluitende zanger-violist is die meer dan vijftien jaar geleden op de radar verscheen met platen als Weather Systems (2003), Andrew Bird & The Mysterious Production Of Eggs (2005) en Break It Yourself (2012), werd enkele maanden geleden al gerustgesteld. In januari was er de single “Sisyphus”, een regelrecht popnummer dat zonder schroom de kaart van het levensplezier trok, en eind 2018 waren we al getrakteerd op “Bloodless”, een merkwaardige maar bloedmooie jazzy single — ook mét gefluit — over de gelijkenissen tussen Trumps Amerika en het ontkiemen van de Spaanse Burgeroorlog. “And it’s an uncivil war / bloodless for now / and the poets they explode like bombs / while the gentry is drinking Moët Chandon”, klinkt het meeslepend. Een politieke penseelstreek links en rechts over z’n songs, ook dat is Bird niet verleerd.
Wat dat fluiten trouwens betreft: Bird gaf al meermaals aan dat hij het ooit achterwege hoopte te kunnen laten. Maar voorlopig vindt hij nu eenmaal geen betere manier om zijn melodieën helemaal tot hun recht te laten komen. En gelukkig maar.
’t Is duidelijk: op My Finest Work Yet is Andrew Bird is nog steeds een gepassioneerde multi-instrumentalist met een volstrekt eigen muzikaal DNA. Zijn zorgvuldig gearrangeerde indierock drijft het ene moment voort op traditionele folk (het dramatische “Archipelago”), dan weer op symfonische pop uit de jaren zestig (een schemer van The Lovin’ Spoonful hangt over “Manifest”). De gitaren van op voorganger Are You Serious (2016) heeft Bird dan wel achterwege gelaten, toch blijft hij tien nummers lang fris en verrassend klinken. Maar ook: op elk moment herkenbaar.
Regelmatig mag de drumbeat een versnelling hoger, zoals bij het vederlichte “Fallorun” dat de plaat in tweeën breekt. Maar telkens geeft Bird de strijkers toestemming om het tempo weer helemaal naar beneden te halen (“Cracking Codes” en de mooie slotnoot “Bellevue Bridge Club”). Het is op die momenten, wanneer de donkere, orkestrale Bird een stap naar voren zet, dat My Finest Work Yet naar de keel grijpt.
Bird zweert erbij de nummers met de volledige band live in de studio op te nemen, dus zonder de verschillende instrumenten achteraf bij elkaar te plakken. En die aanpak loont, want op ieder moment klinkt My Finest Work Yet dynamisch en perfect uitgebalanceerd. In het ondertussen stevig uitgebouwde oeuvre van Andrew Bird zal deze plaat niet overeind blijven staan als zijn grootste meesterwerk – daarvoor mist het album consistentie en schuifelen de meest poppy nummers te dicht tegen de middelmaat aan. Maar de man uit Illinois bevestigt wel moeiteloos zijn status van buitengewoon en eigenzinnig artiest. Ons poplandschap mag er blij mee zijn.