Officieel is het een EP. Maar als het ding bijna veertig minuten duurt, is het voor ons een plaat. Nèh!
Op hoeveel de teller intussen staat, houden we al lang niet meer bij. Ongeveer twintig platen, een hele rist EP’s, livealbums en god weet wat nog allemaal: in zo’n immense disco-grafie loopt Bartel Van Riet met een kompas, een gps en een wichelroede hopeloos verloren. Maar u hoort ons niet klagen: Motorpsycho is zonder twijfel een van de meest avontuurlijke rockbands van het Hoge Noorden. Lekker consistent ook: het niveau is altijd hoog, met een aantal fikse uitschieters die intussen uitgegroeid zijn tot heuse klassiekers in de alternatieve rockwereld (Demon Box, Let Them Eat Cake of Child Of The Future). We zien het niet veel bands nadoen.
Minder consistent is de line-up van Motorpsycho. Nu ja, de band bestaat als sinds men-senheugenis uit de tandem Bent Saether-Hans Magnus Ryan, maar moest enige tijd geleden afscheid nemen van drummer — en bastaardkind van Keith Moon en een vlaggenmast — Kenneth Kapstad, die voor een fulltime carrière koos bij het in Scandinavië immens populaire Spidergawd. De vervanging kwam snel (vorige keer duurde het bijna twee jaar vooraleer er weer een vaste drummer werd gevonden) in de vorm van de Zweed Tomas Järmyr.
Dat was toch enigszins een verrassing: Järmyr had voorheen zijn strepen verdiend bij meer experimentelere en extreme projecten zoals YODOKIII, Zu en zelfs zijn eigen grindcore-project Forraederi. Järmyr was duidelijk een heel ander type dan de flamboyante Kapstad, maar qua techniciteit en ruw talent zeker de evenknie. Niet dat we daar veel van konden horen op de vorige Motorpsycho-plaat The Tower, die Järmyr inspeelde toen hij slechts twee maanden lid was van de band en waar hij zich meer de allure van een sessiemuzikant aanmat. Nu, anderhalf jaar later is de nieuwe line-up duidelijk al meer gerodeerd en werd op-volger The Crucible duidelijk als trio geschreven en ingeblikt.
Niet dat we meteen grote verschillen horen. The Crucible trekt muzikaal mooi de lijn door van The Tower. Meer zelfs: met drie epische monsters van nummers van respectievelijk acht, elf en 21 (!) minuten gaat Motorpsycho nog een stapje verder dan op de vorige plaat.
Dat merk je al aan de structuur van openingsnummer “Psychotzar”, dat duidelijke ver-wantschap toont met een nummer als “Bartok Of The Universe” op The Tower. In es-sentie is dit een groovy stonernummer met lekker directe riffs, catchy zanglijnen en een van die heerlijk spaced-out solo’s van Ryan. Het zou zo van een Nebula-album kunnen gejat zijn, tot de tweede helft van het nummer van wal steekt met koebellen, fingertappings en stemeffecten, waardoor het lijkt alsof het nummer een acid trip is die drie minuutjes moest inwerken. “Psychotzar” deint vervolgens verder op een knap gecomponeerde hard-zachtdynamiek, zonder te vervallen in besluiteloos geneuzel. Ook de blazers op het eind zijn ondanks hun spartaanse strakheid een puike aanvulling op het nummer.
“Lux Aeterna” volgt zonder adempauze als direct vervolg op zijn voorganger, maar veran-dert meteen van toon met een mooi, open en weids gecomponeerd openingsluik. De blazers zijn ook hier duidelijk aanwezig, maar nemen meer het heft in handen met een knappe melo-dielijn, die ruimte laat aan Järmyr om de drumteugels te vieren en de meer jazzy kant van zijn repertoire te tonen. Groot is dan ook de verrassing wanneer het nummer zonder enige waar-schuwing een krankzinnige prog-roetsjbaan induikt, waar de band vol-le-dig zijn duivels ont-bindt. Enkele minuten later is alles weer peis en vree, en kan het nummer in dezelfde schoon-heid eindigen zoals het begonnen was.
Titelnummer “The Crucible”, met zijn twintig minuten de hoofdbrok van deze plaat, pakt het van meet af aan weer een pak steviger aan. De jakkerende ritmesectie en een fladderende gitaar lijken een dolle rit te beloven, maar de zang van Saether (zoals gewoonlijk uitstekend bij stem) brengt enige rust. Gelukkig maar, want er volgt nog een kolossaal dronend middenstuk waar Ryans gitaar alle uithoeken van het effectpedalenuniversum verkent, om verder de ene na de andere knappe passage aan elkaar te breien zonder dat het één seconde verveelt, met het mooie, bijna theatrale einde als climax van deze tour de force.
Zulke ellenlange nummers durfden in het verleden nogal eens hit-or-miss te zijn in de catalogus van Motorpsycho. Maar hoe meer Motorpsycho het afgelopen decennium tot in de progjungle doordrong, hoe meer de capaciteiten om zulke beesten van nummers tot een goed einde te brengen flink aangescherpt werden. Dat werd hier nog maar eens bewezen.
De hele plaat laat zich beluisteren als één coherent geheel. Er mag dan bij momenten lustig op los gejamd worden, de nummers steken zo onwaarschijnlijk goed in elkaar, vloeien zo knap in elkaar over (en dat ligt niet enkel aan de mix), dat dit net zo goed één nummer van veertig minuten had kunnen zijn.
Ze mogen er voor ons part aan beginnen.