Het levensverhaal van de debuterende regisseur en ex-wielrenner Kenneth Mercken laat zich lezen als een echte Vlaamse wielerklassieker: hobbelig en met de nodige valpartijen, maar even goed met de vechtlust om recht op de trappers te staan om het gat zo snel mogelijk dicht te rijden. Geen wonder dat de man uit de herinneringen aan zijn eigen wielerverleden putte voor zijn eersteling. Het levert meteen een van de strafste Vlaamse debuutfilms van de afgelopen jaren op.
Felix Vereecke is een jonge, beloftevolle wielrenner die alles heeft om het te maken. Na een ruzie met zijn vader, die tegelijk zijn supporter en zijn tegenstrever is, vertrekt hij naar Italië om zich daar aan te sluiten bij een wielerploeg. Felix komt echter zeer snel tot het besef dat de beste zijn soms niet genoeg is en dat er vaak minder legale middelen moeten gebruikt worden om de top te bereiken. Regisseur Kenneth Mercken weet maar al te goed hoe het wielermilieu in elkaar zit. In 2000 was hijzelf Belgisch kampioen bij de eliterenners zonder contract. Coureur laat zich in eerste instantie dan ook bekijken als een nauwelijks verhulde autobiografie. De film is echter veel meer dan dat. Hij toont feilloos aan dat wie aan de top wil komen vroeg of laat in een cocon belandt waarin je mensen ontmoet met dezelfde brandende ambitie als jij. Je stuwt elkaar vervolgens naar de top met alle gevolgen van dien. De cineast maakt gelukkig niet de fout om een of andere goede vriend of vriendin op te voeren die het hoofdpersonage op tijd de hele toestand doet relativeren. Het ontbreken van dergelijke figuren in de film toont juist aan hoe verstikkend dergelijke milieus zijn en hoe meedogenloos het er uiteindelijk aan toegaat. De winnaar krijgt bloemen en kussen, niemand anders!
Mercken schetst een behoorlijk ontluisterend beeld van het wielermilieu. Enerzijds worden renners constant aangemoedigd om hun grenzen te verleggen, desnoods met prestatieverhogende middelen als epo. Anderzijds ziet de ploegleiding er geen graten in om de ‘jongens’ zonder pardon te laten vallen als ze betrapt worden op het gebruik van doping. De ploegleiding profiteert hierbij schaamteloos van hun jeugd en onervarenheid. ‘Misschien ben ik inderdaad the next best thing’, zie je Felix denken als de grote baas hem bemoedigend aanspreekt. De cyclus van exploitatie wordt op die manier opnieuw bestendigd. Naast het wielrennen vertelt deze rolprent ook het verhaal van een vader en zijn zoon. Vader Thieu ziet zijn ambitie werkelijkheid worden in de prestaties van zijn zoon Felix. Trots en jaloezie wisselen elkaar in sneltreintempo af. In een opmerkelijke scène staat de vader bloed af aan zijn zoon om het niveau van diens bovenmenselijke krachttoeren op peil te houden. Het bloed kruipt waar het niet gaan kan en verbindt het lot van beide mannen. Zo vader, zo zoon.
Wielrenners zijn doorgaans geen grote redevoerders. De regisseur weet dat en laat zijn film vooral visueel spreken. De camera zit de renners dicht op de huid, zowel bij het zetten van hun zoveelste spuit tijdens een rustmoment als bij een plotse versnelling tijdens een oefenkoers. Een close-up van de bezwete, gespierde rug van acteur Niels Willaerts roept dan weer herinneringen op aan de ‘stierennek’ van Matthias Schoenaerts in Rundskop. Muziek is eveneens een belangrijke factor in de film als vertolker van de gemoedstoestand van de coureur. Zachte pianoklanken illustreren de eenzaamheid voor de wedstrijd, briesende hardrock de adrenaline tijdens; pompende techno de extase nadien.
Coureur fileert op genadeloze wijze het wielermilieu en de familiale banden van een wielrenner in dit nagenoeg autobiografische relaas van Kenneth ‘Felix’ Mercken. ‘Topsport bederft’, opperde de Vlaamse regisseur in een interview. Een waarheid als een koe omdat ‘beheersing’ en ‘met mate’ nu eenmaal vreemde begrippen zijn voor de sporter die er echt voor wil gaan.