Noah Lennox mag dan wel stichtend lid zijn van Animal Collective, het is vooral op zijn soloalbums als Panda Bear dat hij de meest consistente en kwaliteitsvolle output haalt. Dat Animal Collective met albums als Sung Tongs, Feels en Strawberry Jam en (vooral) Merriweather Post Pavillion meer dan degelijke platen uitbracht staat buiten kijf, maar voor elk van die albums is er in hun discografie ook wel een zwak(ker) broertje te vinden. En waar de soloexploten van de andere leden niet meteen potten breken, blijft Lennox ook in zijn eentje verbazen.
Mocht het debuut Young Prayer (2004), een ode aan zijn overleden vader, nog aan de nodige kinderziektes lijden en niet over de hele lijn overtuigen, dan maakte Panda Bear drie jaar later zomaar even een reuzensprong met het psychedelische en (zwaar) aan de Beach Boys (Pet SoundsPerson Pitch waar meerlagige stemmen en samples mee het mooie weer maakten en Panda Bear voor de eerste maar niet de laatste maal de moederband zou overschaduwen. Het was in diezelfde periode overigens dat ook Merriweather Post Pavilion (2009) zou verschijnen, alsof een kruisbestuiving niet uit kon blijven. In 2011 pikte Lennox die draad opnieuw op met het knappe (en donkerdere) Tomboy dat als een logisch vervolg klonk zonder de truc te herhalen. Ditmaal werd het aantal samples immers drastisch verminderd in ruil voor melodieën en het klassieke rockinstrumentarium op zich.
In 2015 was Lennox niet alleen vader geworden maar leek hij ook de sterktes van zijn beide vorige albums te weten verzoenen. Panda Bear Meets The Grim Reaper bevestigde alleen maar wat de twee eerdere platen al uitschreeuwden; op het alternatieve pop/rocksegment waren er weinig die zich met Panda Bear konden meten. Een volgend album kon niet anders dan even subliem zijn. Op de EP A Day With The Homies (2018) was het al te horen en merken, ook al wist hij het weg te moffelen, op Buoys was het jammer genoeg maar al te duidelijk: Lennox heeft een stap teruggezet door net zijn sterkste elementen weg te laten. De vooruitgeschoven single “Dolphin”, die tevens het album opent, verraadt al zoveel. Het is een akoestische gitaar en druppelende drum die het mooie weer maken terwijl Lennox op het randje van vals zingt. Het heeft een zekere charme maar het laat meteen ook vrezen dat Buoys geen meesterwerk wordt.
In het daaropvolgende “Cranked” mogen enkele spacey geluidjes de song doorbreken maar het is intussen duidelijk dat het voornamelijk akoestische gitaren en een relatief naakte zangstem zijn die de plaat zullen domineren. En daar knelt meteen het schoentje, Panda Bear is niet die grote zanger die zonder veel elementen of orkestratie een album lang kan boeien, al vormt zijn stem bizar genoeg in een aantal songs net wel de sterktemaker. Zo is er de titelsong die knipoogt naar rocksteady en soul (zij het op een heel eigenzinnige manier) en weet het naar de jaren vijftig lonkende “Master”, zich eveneens gedragen door Lennox`aflevering, terwijl het muzikaal allemaal beperkt en repetitief blijft. In “Inner Monologue” lijkt Jim James zowaar om de hoek te loeren. Al blijft vooral de vraag wat hij, met zijn superieure stem, met de song had aangevangen.
Het is een van de beste, zo niet de beste song op het album dat samen met het charmante “Token” , een Brits bucolisch gevoel heeft, ondanks de elektronische percussie en vervormde samples. Het kige “I Know I Don`t Know” toont de charmes van de rudimentaire aanpak van Panda Bear aan, maar (helaas) legt helaas ook de gebreken ervan bloot. De ideeën zijn immers aanwezig en het is heerlijk vertoeven in het subtiele psychedelische bad maar het blijft allemaal te veel steken in kladjes en losse ideeën. Wanneer de plaat eindelijk “Crescendo” haalt en Lennox finaal richting zijn vorige platen schuifelt, is er nog slechts een nummer te gaan en hoewel “Home Free” de juiste Panda Bear-elementen bezit, is het vooral een sterk nummer op dit specifieke album.
Op Buoys gaat Panda Bear voor een minimalistische invulling waarbij zijn stem en akoestische gitaar primeren, terwijl samples en reverbs een ondergeschikte rol spelen. Het is een aanpak die zeker het onderzoeken waard is, maar dan moeten daar wel sterke(re) songs tegenover staan. Het gros van de nummers is niet gespeend van charme of interessante aanzetten maar Lennox vangt er daarna weinig mee aan. Buoys klinkt te vaak als een kladversie of een tussendoortje om echt te boeien. Het talent van Lennox en het feit dat het album nauwelijks een half uur duurt, weten weliswaar de meubels de redden maar met slechts enkele songs echt het onthouden waard, is Buoys niet meteen indrukwekkend te noemen, wat rekening houdend met Panda Bears drie vorige worpen, bijzonder jammer is.