Achttien jaar na de zwanenzang van Tröckener Kecks is Rick de Leeuw thuisgekomen. Zonder Omweg had een vervolg op >TK kunnen zijn, maar tegelijk ook weer niet, want De Leeuws nieuwste is eveneens een logische voortzetting op alle zeeën die hij solo bevoer. ‘De cesuur hoeft niet zo nodig meer, dit is de ochtend na de storm.’
Niet enkel muzikaal heeft Rick de Leeuw een hoofdstuk afgesloten. Met zijn verhuis van het immer bruisende Amsterdam naar het diep in Limburg verscholen dorp Heks beëindigt hij naar eigen zeggen een volledig boek. Het is een ideaal moment om de staat van een carrière, gevuld met ‘alles waar je niet voor gestudeerd hoeft te hebben’ op te maken. Want twintig jaar na het boeiendste kleinood uit de Nederlandstalige rockgeschiedenis is haar zanger relevanter dan ooit. De Leeuw is een man met een boodschap.
enola: Na Tröckener Kecks ben je een odyssee begonnen die je langs alle uithoeken van het creatieve bestaan bracht. Is die met Zonder Omweg afgerond?
Rick de Leeuw: Ja, zo voelt het wel. Ik ben ook blij dat dat herkend wordt. Al op het eerste nummer hoor je dat alles bevrijd klinkt, en dat wordt naar mijn gevoel de hele plaat volgehouden.
Toen Tröckener Kecks ermee stopten was het voor mij erg duidelijk dat ik een periode afgesloten had. Hoewel de split niet mijn keuze was, besefte ik wel meteen dat ermee stoppen juist aanvoelde. We hadden met >TK onze relevantie teruggevonden, een fantastische afscheidstournee gespeeld, dat was heel mooi afgerond. Maar ik moest mezelf een leven na de band gunnen, en om dat te kunnen moest ik tabula rasa maken. Die cesuur moest er zijn, en die heb ik met veel overgave aangebracht, door me op allerlei projecten te storten. Ik heb daar geweldig veel plezier mee gehad, ontzettend veel uit geleerd, maar ik moet Jan Hautekiet desalniettemin bedanken om me weer de muziek in te trekken. Dat wrong initieel wel. De theatrale setting die optreden met Jan vergde was erg verschillend van wat ik gewoon was, en opnieuw muziek maken betekende ook de plicht om iets toe te voegen aan het oeuvre dat ik al had. Ik hield die breuk soms dwangmatig in stand. Bij deze plaat was dat gevoel weg.
enola: Plan je vooraf dat alle remmen opnieuw los kunnen, of is dat een proces?
Rick de Leeuw: Ik was bevrijd. Dat heeft veel te maken met verhuizen. Dan maak je een balans op. Verhuizen doe je fysiek, maar ook mentaal. Je neemt een deel van je spullen mee, een deel laat je achter, en je kiest ook met welke herinneringen je nog aan de slag wil. Je geeft jezelf een kans om de dingen opnieuw te wegen.
enola: Was Heks daarin een bewuste keuze? Moest het zo radicaal verschillen van Amsterdam?
Rick de Leeuw: Als je jezelf de kans geeft om een stap te zetten, moet je ze ook echt zetten. Ik heb altijd in steden gewoond, Haarlem, Brussel, Amsterdam, altijd grootstedelijk georiënteerd. Alles wat je kon bedenken, van Paradiso over de Kleine Komedie tot het Concertgebouw, was binnen handbereik, en het is heerlijk om je in zo’n veelkleurig aanbod te kunnen bewegen. Maar als ik mijn leven wou verrijken, moest ik weg uit die warme omarming waarin je 24/24 vermaakt wordt. In een dorp ben je op jezelf aangewezen. Als je dan niks aankan, heb je een probleem. Je wordt volledig op jezelf teruggeworpen.
enola: Die dichotomie spreekt sterk uit “’O, geluk”’. De liefde voor het liederlijke leven, en de grenzen ervan.
Rick de Leeuw: Inderdaad. Als je het geluk buiten jezelf zoekt, vind je het best vaak. Maar uiteindelijk beland je altijd opnieuw voor de spiegel.
enola: Leer je jezelf op die manier beter kennen bij het maken van een nieuwe plaat?
Rick de Leeuw: Dat kan gebeuren, maar het is niet mijn voornaamste bedoeling. Ik wil eigenlijk vooral een goeie plaat maken. Op mijn vorige platen wilde ik mijn theatrale en mijn rauwere kant mengen om zo tot iets nieuws te komen. Op de nieuwe plaat mogen die stemmen naast elkaar bestaan. “We vieren” en “Schoonheid” zijn twee totaal verschillende songs qua tekst, aanpak, theatraliteit. En toch passen ze perfect bij elkaar.
enola: Is een soloplaat maken een sociaal proces, of toch eerder iets solitairs?
Rick de Leeuw: Ik schrijf graag met andere mensen. Voor deze plaat heb ik samengezeten met Roeland Vandemoortele, Koen Buyse, Frank Vander linden. Het benieuwt me om te zien wat andere geesten kunnen toevoegen om het werk op te tillen. In de studio gebeurt dat nog eens als de muzikanten erbij komen. Ik ben gevleid dat ik de credits krijg, want eigenlijk sta ik op de schouders van reuzen.
enola: Hoe ben je bij Koen Buyse terechtgekomen?
Rick de Leeuw: Ik heb Koen vier jaar geleden leren kennen toen we samen een song schreven voor Te Gek, een project over het doorbreken van taboes rond geestelijke gezondheidszorg. We zijn toen een week cols gaan beklimmen in het spoor van de Ronde van Frankrijk. Zo leer je elkaar wel kennen.
Ik heb overigens overwogen om die song, destijds erg goed ingezongen door Bart Schols, op de plaat te zetten, maar er waren andere nummers die om voorrang vochten. Weet je, Koen heeft een erg heldere manier van componeren. Hij schuwt het grote gebaar niet, en daar houd ik wel van.
enola: Ben jij dan vooral de man van het woord, of vind je – net als Erik De Jong (Spinvis, ND) – dat je toch in de eerste plaats muzikant bent?
Rick de Leeuw: Als ik mezelf tot op het bot moet ontleden, ben ik toch vooral een podiumartiest. Natuurlijk schrijf ik graag, en is het woord een onmisbare kracht. Maar ik denk dat de uiteindelijke drive toch vooral mijn geldingsdrang om op het podium te staan is. Een tekst schrijven is een opstap naar een lied schrijven is een opstap naar een album is een opstap naar die oerschreeuw: ‘kijk naar mij!’
enola: Enkele jaren geleden pende je met Erik Jan Harmens de bundel ”Echte mannen scheiden niet”. Is “Waarom dansen wij niet meer” dezelfde emotie op een andere manier verklankt?
Rick de Leeuw: Die tekst had perfect in die bundel gepast. “Waarom dansen wij niet meer” is een precieze, pijnlijke vraag die de vinger op de zere wonde legt. Als je hem aan jezelf stelt, durf je het antwoord niet te geven. Stel je hem aan de persoon voor wie hij bedoeld is, ontrolt zich zeer waarschijnlijk dat waar je al die tijd voor gevreesd hebt.
Die bundel heeft een aangename therapeutische waarde gehad. Erik Jan en ik zaten in dezelfde situatie, en in plaats van een motorfiets en een tatoeage te nemen, gingen wij nachtenlang strofes naar elkaar doorsturen vanuit internetcafés. Dat is een erg intense manier van verwerken. Er zat toen ook geen plan achter, die bundel is er pas jaren later gekomen. Nu die grote emoties zijn weggeëbd, kan het meer beschouwend over dat onderwerp gaan.
enola: Hetzelfde verhaal vanuit een andere emotie belicht?
Rick de Leeuw: Het is een onderdeel van de balans die je na het verhuizen opmaakt. Als je in dezelfde stad blijft wonen, blijft dat aan je kleven. Als je vertrekt, categoriseer je die emotie, en kan je ze vanop een afstand bekijken. Afstand is erg nuttig.
enola: Moet de afstand die een album of een dichtbundel creëert er zijn om die emoties te kunnen uiten?
Rick de Leeuw: Schrijven is per definitie reflectief. Eerst maak je de dingen mee, pas nadien schrijf je erover. Op het moment dat ik plezier heb, heb ik plezier. Als ik erover schrijf, is dat moment al voorbij. Er zit een vertraging op die intrinsiek melancholisch is.
Daarnaast is het ook mijn taak om die emoties in een lied, gedicht of roman te gieten. Ik kan zonder schaamte vertellen over de diepe dalen die ik gekend heb, de mensen mogen dat gerust weten, maar het krijgt pas waarde als ik het kan kneden tot een song, tot een roman, tot een gedicht. Als je van verdriet iets moois weet te maken, laat je het noodlot je hielen zien.
enola: Houdt het concept spelen een inherente vrolijkheid in? Springsteen schreef in zijn autobiografie dat je je demonen niet kunt toelaten op een podium, met hoeveel ze ook zijn.
Rick de Leeuw: Het is voor mij niet mogelijk om ongelukkig of boos op een podium te staan. Het is de mooiste plek op aarde, de nummertienpositie. Daarom heet het ook ’spelen’. Dat is nooit werken. Je mag optreden, in de foyer blijven hangen, het festivalterrein op, met een bende gelijkgestemden. We spelen al jaren samen, en iedereen heeft zijn plek nu wel gevonden. Dat is zeer krachtig. Dan spelen we plots “Nu of nooit” weer, Axl (Peleman, ND) is dat altijd blijven spelen bij De Kreuners. En plots denk ik ‘tof lied, zelf geschreven, ik speel dat gewoon’. Dat is bevrijdend. En we hebben daar een zéér stevige versie van in huis, geloof me.’
enola: Op welke basis kies je welke Keckssongs je live speelt? Dat zijn vaak dezelfde nummers.
Rick de Leeuw: Ja, tot dusver is dat wel zo. “Achter glas” of “Tango aan zee”, dat zie ik mezelf niet snel meer doen. Je moet het gevoel hebben dat je die nummers na de verhuis nog meegenomen hebt, ze moeten ook bij de huidige bezetting passen. Ik heb lang geen Kecksnummers gespeeld, en opeens is die blokkade weg, en weet je niet meer waarom die er al die tijd was. Het heeft me wel de vrijheid gegeven om andere dingen te doen. Mensen vragen me wel eens hoe lang ze nog moeten wachten tot Tröckener Kecks terug samen komen. Maar eigenlijk vraagt die persoon dan ‘wanneer ben ik weer twintig’, en dat kan ik niet voor hem doen.
enola: Heb je een bepaald publiek voor ogen als je schrijft?
Rick de Leeuw: Toch vooral mezelf. Er moet iets prikkelen, het moet meer zijn dan woorden na elkaar. Soms is dat een gedachte, een beeld, een zin, een woord. Ik heb bijvoorbeeld lang het woord ‘boulevard’ willen gebruiken. Zo’n herfstavond in Oostende, de schoonheid van het verval, wordt dan ‘de boulevard biedt geen beschutting meer’, en dan bouw je daar je hele tekst rond. ‘Waarom dansen wij niet meer’ is ook zo’n zin die al lang in mijn hoofd speelde. Het is fantastisch als die dan plots in een lied past.
enola: Is die sensatie vergelijkbaar wanneer een tekst perfect binnen de muziek past? De tekst van ”Ik ben een droom” loopt klankmatig erg mooi door.
Rick de Leeuw: Frank (Vander linden, ND) had die muziek liggen, en neuriede het. Op die melodie heb ik dan een tekst geschreven. Iedereen heeft dromen, maar als je de droom en de persoon met die droom uit elkaar haalt, worden ze elkaars tegenpolen. Dan ga je plots iemand anders’ droom najagen, en kom je jezelf tegen.
enola: “Schoonheid” viel me op omdat het zo beeldend geschreven is.
Rick de Leeuw: Tijdens het schrijven ben ik niet zo bezig met wat ik schrijf. Anders neemt je kritische zin het over van je creativiteit. Je moet jezelf alle fouten en blunders gunnen om het ene moment dat je weer de weg wijst te vinden. Dat gebeurde hier bij “Schoonheid”. Die tekst nam me op een bepaald moment echt mee, een erg vreemde gewaarwording. Dat eerste couplet had ik al wel tien jaar liggen, ooit geschreven met Peter te Bos (Claw Boys Claw, ND) in het achterhoofd. Ik was aan het schrijven en in de tekst ging ineens de deur open en stond er bezoek voor de deur. Nog voor ik er erg in had, antwoordde de hoofdpersoon dat ze niet echt welkom waren en beter maar weer konden gaan. Ik schrok daarvan, want ik wist niet goed waarom ze niet mochten binnenkomen. Hoogst mysterieus, ik heb dat zo gelaten, al was ik bijzonder benieuwd hoe dat af zou lopen.
enola: Hoe komt het dat dat beeldende nu, in je latere werk, plots de kop opsteekt?
Rick de Leeuw: Ik deed dat vroeger ook wel, maar meer als vingeroefening. Dan wou ik een Dylanesk lied schrijven waar de inhoud in functie van de klank staat. In ”Altijd voor het eerst” schreef ik over ‘Technicolor heimwee’, maar wat is dat? Geen idee, maar het paste wel binnen de sfeer van die song.
In songteksten valt de protagonist bijna altijd samen met de zanger, een toffe gast. Zo werden liedjes opgebouwd, dat was een ongeschreven wetmatigheid, een afspraak tussen band en publiek. Maar op >TK staan een aantal nummers, “Zou je niettegenstaande …” bvb., waarin de protagonist toch een beetje een rare kerel is. Dat lukt goed als je beeldend schrijft. Je moet toch wat kunnen loskomen van jezelf. Het heeft geen zin om je dagboeken neer te schrijven, je moet er toch een wat universelere boodschap in kunnen herkennen.
enola: Wat doet Odysseus nu hij is thuisgekomen?
Rick de Leeuw: Ik tref mijn vriendin alleszins in aangenamer omstandigheden dan hij zijn vrouw aantrof (lacht). Mijn Odysseus heeft het wel naar zijn zin. Ik kan ieder mens zo’n omzwerving aanraden. Marsman schreef niet voor niks ‘het roer kan nog zesmaal om’. Doe dat. Gooi het om! Het is zo verrijkend om dat te doen. Kijk naar de mogelijkheden in plaats van naar de onmogelijkheden. Als je jezelf laat gevangennemen door de risico’s die aan verandering zitten, laat je jezelf ketenen door het ireëele. Als je aan het eind van de rit je leven inlevert en zegt ‘nog zo goed als nieuw, niks mee gedaan’, heb je het niet helemaal begrepen, denk ik. Toen ik veertien was, was het zeer belangrijk dat ik rookte. Ik hoorde tot de sigarettenrokers. In de fietsenstalling stonden de jongens die rookten. Daar werden de plannen gesmeed. Ik moest daarbij zijn. Maar als je op je veertigste nog rookt, ben je ergens onderweg vergeten te stoppen met roken. Ik had roken ook kunnen vervangen door Tröckener Kecks in die metafoor. Of door Amsterdam. Soms moet je onderzoeken of wat ooit heel logisch was, ook logisch gebleven is. Dat levert soms wondermooie inzichten op.