Werden de eerste twee platen vooral met het hoofd gemaakt en derde plaat Thin Walls vanuit de buik, dan komt deze Fever uit de heupen. Het levert een uitstekend album op van een band die z’n maturiteit botviert in jeugdige schwung en spelplezier.
Na de soloprojecten van Maarten Devoldere (Warhaus), Jinte Deprez (J. Bernhardt) en Simon Casier (Zimmerman), klinkt Balthazar meer dan ooit als een geheel dat de som van de delen overstijgt. Die bands overstegen op hun beurt het label ‘zijproject’ door de uniforme kwaliteit. Een paar jaar muziek maken vanuit eigen individuele invalshoeken buiten de veilige Balthazarcocon heeft bovenal voor heel wat extra bagage gezorgd tijdens het schrijven en opnemen van Fever. Wie gemakzuchtig wou turven hoeveel Warhaus, J. Bernhardt en Zimmerman er in het geluid is geslopen, is eraan voor de moeite: Balthazar schuwt in alle opzichten de voorspelbaarheid.
Want dat was een van de valkuilen geworden na Thin Walls. Het werd allemaal wat evident, de tour- en schrijfmachine nam het over van de creativiteit. Niks daarvan op Fever: dit is de sound van een bevrijde groep, die geen rekening meer houdt met interne en externe verwachtingen. Niet elke zin moet beredeneerd zijn, niet elk akkoord moet wiskundig kloppen. De stappen die Balthazar daardoor zet, zijn best wel evident te noemen: niet te hard alles liggen beredeneren zorgt ervoor dat de groove finaal van de ketting mag. Het zorgt voor een prachtige, ergens logische evolutie in hun geluid.
Het verklaart het broeierige, zwoele karakter van Fever. Alle sterktes van de plaat komen dan ook samen in dat ene, fantástische titelnummer: een moordende baslijn, zanglijnen die meer de heupen dan het oor toefluisteren, een rotaanstekelijk koortje, een gracieuze, geduldige opbouw en vioolarrangementen van de afscheidnemende Patricia Vanneste. Hulde trouwens ook nog voor haar laatste bijdragen, die heerlijk als mooie kushandjes over de hele plaat zijn rondgestrooid. Élke keer een meerwaarde op het juiste moment. Ze zal gemist worden, al zal de stempel van nieuw bandlid Tijs Delbeke ook de juiste kleuren aanbrengen in het nieuwe bandgeluid.
Maar de fun en funk van “Fever” is dus een perfect staalkaartje voor de hele plaat. Er mag gedanst worden deze keer. Tijdens de stevige introbeat van “Grapefruit” hóór je de band gewoon grijnzen. Gemakzuchtig wordt het echter nooit, het blijft Balthazar: elke song is qua arrangement een juweeltje dat zorgvuldig wordt opgebouwd. Wederom is Jasper Maekelberg de Tita Tovenaar van dienst.
Het maakt van Fever vooral een efficiënte plaat, wellicht is dat de grootste verdienste van al dat muzikale vreemdgaan. Ook dat is maturiteit. De kurkdroge blazers in “Grapefruit” volstaan als weerhaak om het nummer boven het gemiddelde te tillen, het zwoele “I’m Never Gonna Let You Down Again” is gebaat met spaarzaamheid – de samenzang doet z’n werk al. “Roller Coaster” knettert door de tong die afwisselend strijkers en gitaar draaien met de wulpse baslijn.
Ook tekstueel gaat de band voor eenvoud. Het maakt Fever weliswaar minder boeiend dan pakweg Thin Walls waarin de bespiegelingen over en verlokkingen van het tourleven centraal stonden. Hier gaat het in “Entertainment” eerder van “Baby if you want it / Wear it with pride / Come on girl now / Damn, if you’d hide”. Een prijs voor diepgang ligt buiten bereik, maar “Entertainment” is zo’n feest van rotaanstekelijke fluitjes, groove, blazers, strijkers en samenzang dat u al geen zin meer hebt om de kniesoor uit te hangen. Als het ware achteloos uit de mouw geschud omdat de plaat in de allerlaatste lijn nog iets miste volgens de band, bewijst dit nummer de bloedvorm waarin Balthazar zich heeft gemanoeuvreerd na de solo-uitspattingen.
Met Fever zet Balthazar muzikaal stappen vooruit door zichzelf meer te relativeren. Het zit de band als gegoten. Hun vierde plaat is een demarrage die ze nog wat verder voor het Belgisch peloton doet uitrijden. Nu live finaal bevestigen met een zinderende set, en ze zijn helemaal uit het zicht van dat peloton verdwenen.