Met de Foyer Soirée-concerten heeft de Gentse Handelsbeurs een formule uit de mouw geschud die duidelijk aanslaat. Op een aantal maandagavonden wordt de statige foyer gezellig ingericht en kan je er voor vijf euro een concert van lokale kleppers meepikken. Deze keer was het de beurt aan Too Noisy Fish, dat Furious Empathic Silence, z’n eerste album sinds 2013, kwam voorstellen.
Op die plaat wordt als vanouds een eclectische melange aangeboden die baldadigheid en vernuft mooi in balans houdt. Er zijn grote contrasten, er wordt gespeeld met effecten (ook nu waren er drie laptops en heel wat effecten en pedalen te zien) en regelmatig aangeleund bij de rock-‘n-roll, maar dan zonder dat het een holle gimmick wordt of ten koste gaat van de interactie. Het is dan ook een trio dat al jaren op hoog niveau samenspeelt en te volwassen is om snufjes te verwarren met substantie. Het zijn middelen om de boel te kruiden of tussen haakjes te plaatsen, dat wel, maar Too Noisy Fish blijft in essentie een echt pianojazztrio, zij het dan eentje met spieren en een door-en-door rebelse spirit.
Nochtans werd de kracht wel even achter de hand gehouden, want het trio startte met de verlatenheid van “Fluicide”, dat opgedragen werd aan Peter Vandenberghe’s moeder. De pianist liet de iele noten zacht en onvoorspelbaar ronddwarrelen, terwijl Verbruggen in alle rust en (relatieve) stilte een vrije rol kon opnemen. Sterk, maar zeker niet representatief voor het concert in z’n geheel, dat regelmatig de kaart van potige interactie trok. “FID (Fredryck In Doubt)” teert op een no nonsense ritme, maar vertoonde gaandeweg spastische tics, werd haast opengereten door de pianist die het instrument even aanviel met de verbetenheid van een Cecil Taylor. De ideale aanloop naar “Turkish Laundry”, geplukt uit Fight Eat Sleep, dat bewoog van frenetische ongedurigheid, naar bijna-exotische dansbaarheid en een daverende rockfinale.
Het stuk bewandelt een parcours dat Too Noisy Fish op het lijf geschreven is: de boel laten ontsporen, maar dan toch blijven imponeren met strakke collectieve uitvallen en wendingen die aantonen dat de focus nooit uit het oog verloren wordt. En contrasten natuurlijk, zoals in “FUQ (Frequently Unanswered Questions)”, pittige pianojazz met peper in de poep die uitpakte met bombastische contrasten (zeer stil vs. zeer luid) én even een hymneachtige lyriek die zo weggegrepen leek bij Charlie Haden. Al kunnen de invloeden van overal komen: “Can’t Stop” van Missy Elliott knalde en stuwde al net zo hard als hun versie van “The Sky Is Falling” (QOTSA) dat deed op hun debuutplaat, terwijl ze even later weer rondhingen op het delicate terrein van Satie, weliswaar met de bedenking dat de piano ingebed werd in een bedje van vrije bricolages. Ook bassist Kristof Roseeuw haalde alles uit de kast, met vettige effecten, een grof scheurende strijkstok over snaren en overactieve stemsleutel.
De contrasten en invloeden lijken misschien minder excentriek in “Aerobatology”, maar het bewees met verve de geïnspireerde interactie en de aandacht voor ongewone kleuren en texturen (inside piano, baseffecten, gedoseerde elektronica,…). In afsluiter “FWM (Fractal Wrist Movement)” presenteerde het trio eerst een gespannen drama van drie nerveuze spanningspartners die elkaar geen duimbreed willen toegeven, tot een hiphopsample de baan opende naar een aanstekelijke groove die uitmondde in een kletterende uitbarsting, met een compleet op hol geslagen Verbruggen. Een lichtjes ranzige, grootstedelijke funk die je een laatste keer eraan herinnerde dat een gezond relativeringsvermogen en inventiviteit elkaar niet hoeven uitsluiten.