De jury van het eenenzeventigste festival van Cannes, moet een grote voorliefde gehad hebben voor jonge protagonisten, want naast Capharnaüm dat de juryprijs wegkaapte, zijn kinderen ook in Shoplifters prominent aanwezig. Dit is ook de film waarmee de gevierde Regisseur Hirokazu Kore-Eda – al jarenlang erkend als één van de grootste Japanse talenten – eindelijk de Gouden Palm binnen haalde.
Zoals veel films van Kore-Eda, is ook dit een fijnzinnige familiekroniek, zij het dan wel opgezet rond een op het eerste zicht bijzonder dysfunctionele familie. Onder begeleiding van de vader des huizes, gaat de jongste zoon uit stelen, terwijl de levensgezellin het huishouden combineert met een weinig opwindende job in een strijkcentrale, waar ze achtergelaten spullen uit de kleren verduistert. De jongste zus werkt in een peepshow en iedereen wordt min of meer onderhouden door het weduwenpensioen van de grootmoeder. Op een avond nemen twee leden van het gezin een klein meisje mee dat mishandeld wordt door haar ouders, en vervolgens wordt het kind zonder meer opgenomen in de wat vreemde, maar warme emotionele banden tussen de familieleden. Een dergelijk uitgangspunt geeft meestal aanleiding tot een goedkope vorm van satire of flauwe humor, maar in de handen van de regisseur van Our Little Sister, Nobody Knows en Still Walking, groeit de film uit tot een ongelooflijk warm portret dat naderhand ook een aantal indringende vragen durft opwerpen. Er speelt onderhuids een vrij bittere afrekening met de moderne Japanse maatschappij, maar Kore-Eda slaagt er in die niet te laten primeren op het beklijvende menselijke portret dat hij op het doek borstelt. Ook nu weer is dit een film van stille momenten en langzaam groeiende oprechte emoties, die nooit op een gemakzuchtige manier hengelt naar het sentiment van de kijker.
Op zijn blog ‘Observations on Film Art’, wees de Amerikaanse filmtheoreticus David Bordwell op het feit dat “Shoplifters” zowel thematisch als vormelijk sterk verwant is met een aantal vroege werken van grootmeester Yasujirô Ozu. Die vergelijking is absoluut terecht: ook hier zijn er dwingende sociale en economische omstandigheden die de gebeurtenissen sturen en net als Ozu, ensceneert Kore-Eda dit serene drama vooral in kleine, huiselijke decors. Waar Ozu echter zijn ruimtes in lagen opbouwde en laterale bewegingen prefereerde, zijn de cinematografische ruimtes hier veel dieper, met personages die alle hoeken van het scherm vullen. Die aanpak roept bij momenten een wat claustrofobisch gevoel op (ook de buitenopnames hebben bij voorkeur een zeer hoge horizon, wat het effect nog versterkt) maar suggereert ook de intense band die de karakters met elkaar verbindt. Zelfs een familiale samenkomst op het terras om vuurwerk te bekijken, maakt gebruik van lijnen die het beeld fragmenteren en zo de personages bij elkaar drijven in kleine gedeeltes van het scherm. Het is fantastisch om te zien hoe Kore-Eda de stijl van Ozu emuleert, toch naar zijn hand zet en een nieuwe invulling weet te geven, waarmee hij zijn film ook bijschrijft in een rijke traditie, zonder daarom zomaar een slaafse volgeling te zijn.
Shoplifters toont hoe Hirokazu Kore-Eda nog steeds groeit als cineast en hier zijn meest gave en evenwichtige film aflevert: een bescheiden meesterwerkje dat drijft op immense cinematografische kracht.