Zeven jaar nadat Anders Behring Breivik in Oslo een bom legde bij een overheidsgebouw en vervolgens 69 jongeren neerschoot op het nabijgelegen eiland Utøya waar een kamp van de arbeiderspartij aan de gang was, verschijnen ongeveer tegelijkertijd twee films die het drama van 22 juli 2011 behandelen. De Noorse productie Utøya 22. Juli van regisseur Erik Poppe, richtte zich volledig op de gruwelijke gebeurtenissen die plaatsvonden op het eiland zelf en was opgezet als een vormelijk experiment dat de ware looptijd – 72 minuten – van de moordpartij respecteerde en in een lange, ononderbroken camerabeweging de kijker vastkluisterde aan één protagoniste. Het door Netflix mee gefinancierde 22 July van Paul Greengrass, huldigt een totaal andere aanpak, wat het bijzonder boeiend maakt om beide films met elkaar te gaan vergelijken.
Hoewel Greengrass vooral bekendheid verwierf met zijn werk voor de Jason Bourne franchise, is hij ook heel erg thuis in het verfilmen van dramatische historische gebeurtenissen zoals de aanslagen van 11 september 2001 (United 93) de rellen in Belfast anno 1972 (Bloody Sunday) of de kaping door Somalische piraten van een Amerikaans vrachtschip in 2009 (Captain Phillips). De frenetieke, door snelle montage gedomineerde, stijl die hij daarbij hanteert is duidelijk schatplichtig aan de actiefilms die hij regisseerde en mengt de waargebeurde elementen steevast met de aanpak van een energieke thriller. Dat is ook hier duidelijk het geval tijdens het eerste uur van 22 July, waarin de voorbereiding van de aanslagen, de reacties van de hulpdiensten en de paniek op het eiland vlot door elkaar heen gesneden worden.
Erik Poppe kreeg met Utøya 22. Juli hier en daar het verwijt te horen dat de virtuositeit van zijn meticuleus geënsceneerde lange camerabeweging te veel naar een sensationele benadering rook van het drama. Die onzinnige stelling ging voorbij aan het feit dat Utøya 22. Juli een film was waarin grondig nagedacht was over de manieren waarop het relaas van een dergelijke gebeurtenis zou kunnen worden vertaald naar het medium van de speelfilm. De meer klassiek verhalende aanpak die Paul Greengrass hier hanteert, neigt met zijn opzwepende ritmering en montage integendeel net veel meer naar sensatiezucht, dan de op extreme wijze door de vormtaal bepaalde benadering van Poppe.
Alsof hij zich wou wapenen tegen het verwijt dat 22 July van de moordende aanslagen van Breivik al te veel een spannend spektakel maakt, verandert Greengrass halverwege het geweer radicaal van schouder en legt hij plots de focus op de nasleep van het drama. De film volgt nu de advocaat die door de Noorse wetgeving verplicht is van de zaak Breivik aan te nemen op diens verzoek én de revalidatie van een van de slachtoffers, een jongeman die vijf keer geraakt werd, maar de schietpartij op het eiland overleefde. Dat gebeurt aan de hand van dik aangezette dramatische bewegingen waarin pathos en tragiek hoogtij vieren en er weinig plaats is voor enige subtiele reflectie op de gebeurtenissen. Ook hier valt een interessante vergelijking te maken met de eerdere langspeler, die een fictief personage creëerde, samengesteld aan de hand van tientallen getuigenissen van overlevenden. Dit in tegenstelling tot 22 July, dat werkt met portretten van individuele overlevenden. Andermaal blijkt dat de abstractere aanpak van Utøya 22. Juli beter werkt en een minder op psychologisch realisme gerichte benadering ons veel meer deelgenoot maakt van de emoties, dan de soms wat goedkope manier waarop hier naar sentiment wordt gehengeld. Dat wil niet zeggen dat ook de film van Poppe zich niet hier en daar bezondigde aan het toevoegen van enige nodeloze extra dramatiek, maar de voorgekauwde nummertjes die we hier geserveerd krijgen – compleet met lege prentkaartfotografie van de Noorse natuur – zijn wel erg doorzichtig.
Door het proces van de dader centraal te plaatsen, is die bovendien ook op een bijna perverse manier de dominante aanwezigheid in 22 July. Utøya 22. Juli liet Anders Breivik nooit zien – slechts een enkele keer zien we een flits van een man met een wapen – en ontzegde op die manier het kwaad het recht op een gezicht. Hier is dat kwaad prominent persoonlijk aanwezig (sterk vertolkt door de Noorse acteur Anders Danielsen Lie) waardoor de film uiteindelijk ook de grootste moeite heeft om van de finale confrontatie tussen dader en slachtoffers in de rechtbank, een morele overwinning te maken voor die laatsten. Ook het feit dat Breivik handelde op basis van extreem-rechtse ideeën die steeds meer ingang vinden in Europa, komt slechts sporadisch aan bod, waardoor de politieke impact van de aanslagen weinig of niet ter sprake komt.
22 July scoort dan ook eigenlijk op geen enkel vlak echt hoog: filmtechnisch en vormelijk is het allemaal bijzonder braaf en ongeïnspireerd, inhoudelijk schiet de film evenzeer tekort. De meer uitdagende en gedurfde aanpak van Utøya 22. Juli is dan ook duidelijk te verkiezen boven deze traditionele filmische dramatisering.
Noot: daar 22 July grotendeels door Netflix mee werd gefinancierd, wordt de film slechts op zeer kleine schaal in de reguliere zalen uitgebracht en is deze in België zo goed als enkel te zien voor kijkers met een Netflix-abonnement.