Het oeuvre van Dirk Serries bevat een paar terugkerende principes – de fascinatie voor pure klank, een onderzoek naar het spanningsveld tussen tijd en ruimte – maar de uitwerking daarvan kende intussen al erg uiteenlopende vormen. Na de sprong in de vrije improvisatie, die enkele jaren geleden begon, is er nu een andere substroom bijgekomen, vertegenwoordigd door het project Tonus. Met vijf gelijkgezinden liet de man horen dat lage volumes en ijzingwekkende intensiteit elkaar niet uitsluiten.
De ambientwerken van Serries zijn (of waren, want dat hoofdstuk zou afgesloten zijn) soms van zo’n uitgepuurde aard, dat het voor de luisteraar eigenlijk ook een confrontatie wordt met zichzelf. Tot hoe ver kan die meegaan in de radicale ontmanteling en micro-aanpak van pure sound? Bij Tonus, een project dat gestalte kreeg tijdens een residentie in Jazzcase, gaat het nog een stuk verder. De volledig akoestische muziek is zo kaal, zo uitgebeend, dat haast meer opvalt wat er niet is, dan wat er wel is. Daardoor vergt het een heel andere concentratie, word je als het ware gedwongen om met een vergrootglas bovenop de muziek te zitten. Daarnaast ga je ook beseffen hoe moeilijk het is om complete stilte te bewaren, want de muziek van Tonus was bij momenten zo stil en sober dat elk geschuifel, geschraap en gefluister meteen uitvergroot werd. Je hoorde gewrichten kraken, je hoorde zelfs luisteraars ademen.
Tonus is vooral een vehikel om minimalistische strategieën mee uit te werken en dus is een vaste line-up geen vereiste. Voor deze performance werd Serries bijgestaan door Martina Verhoeven (piano), Nils Vermeulen (contrabas), Colin Webster (altsax), Benedict Taylor (altviool) en Patrick De Groote (trompet/flugelhorn). Vooral die laatste was een verrassing, want terwijl de anderen allemaal al eens opdoken aan de zijde van de leider, in gelijkaardige context, is De Groote vooral gelinkt aan de freejazz en vrije improvisatie. Maar de man staat open voor een uitdaging en liet horen ook een mooie bijdrage te kunnen leveren binnen een heel andere discipline.
Saxofonist Webster gaf het voor het concert al mee: het is aartsmoeilijk om een fluisterniveau aan te houden op een instrument dat gemaakt is om vitaal te laten schallen. Het vergt een aanzienlijke technische bagage en controle om bijvoorbeeld de juiste lipspanning aan te houden, en bovendien een immense concentratie, want je werkt samen met anderen aan een zacht schuifelende processie van geluid. In twee relatief compacte sets (35-40 minuten) werden simpele motieven en timbres eindeloos tegen het licht gehouden. Het was niemands egotrip, er zat geen stersolist in. Dit was een les in gelijkwaardigheid. Er werd ook niet gewerkt met strak aanzwellende crescendo’s of volumineuze ontlading. Nee, zelfs dat was je niet gegund, want de muziek zwol hier en daar wel aan, maar dunde steeds opnieuw weer uit, plooide terug op zichzelf.
Het was Serries die van start ging met een strijkstok op gitaar, waarna de anderen een na een invielen. Vermeulen roteerde de strijkstok over de snaren, Verhoeven produceerde losse noten en liet een stokje door de pianobuik glijden, Taylor creëerde iele, amper hoorbare glijklanken, en Webster en De Groote hielden de ademhaling zo sterk mogelijk onder controle, met zuchtende ruis, aarzelende harmonieën en lucht die met mondjesmaat ontsnapte aan het koper. Het was muziek met een grote vrijheid, want de zes stemmen werden in steeds andere constellaties op elkaar gelegd, maar er was ook een enorme discipline aan het werk, want niemand werd verondersteld uit de band te springen. Het was De Groote die misschien nog het breedst kleurde, vooral dan met de warme, lyrische sound van de flugelhorn.
Voor de tweede set schakelde Serries over op een klavieraccordeon, maar ook daar bleef het gebruik van knoppen beperkt. Ook de aanpak veranderde, want hier kreeg Verhoeven een iets meer sturende rol toebediend, met haar noten/akkoorden als rode draad, en de band die er vervolgens rond en tussendoor speelde. Het bereik van klanken breidde een beetje uit – Taylor ging iets nadrukkelijker plukken en wrijven, Vermeulen liet de strijkstok stuiteren tegen de klankkast, Webster hanteerde zachte plop-effecten, De Groote smakte en piepte – en het sextet leek soms een beetje te zigzaggen over een herhaling van twee, drie noten, maar het totaalgeluid bleef confronterend in z’n hardnekkige weigering om de strenge principes opzij te zetten.
Het maakte van de avond best wel een uitdaging, ook voor getrainde oren. Voor de muzikanten was het een must om binnen dat kader maximale controle te bewaren en toch voortdurend oog te hebben voor elkaar en de transformerende groepssound, voor de luisteraar betekende het even alle verwachtingen en automatismen opzij zetten en een maximale focus op de interactie. Het resultaat was een intense, gedeelde ascese, die appreciatie teweegbracht voor zowel de glorieuze kracht van de stilte, als die van pure klank.
Het concert viel samen met Serries’ 50ste verjaardag én de release van drie nieuwe albums op het New Wave Of Jazz-label. Die kunnen via Bandcamp beluisterd en gekocht worden.