Vinyl is al eeuwen niet meer het onbekende zwarte goud waar enkel de vaak zelfverklaarde echte muziekliefhebbers naarstig naar op zoek gaan. Gaandeweg zagen deze audiofielen voor een warm geluid zich zij aan zij staan met een publiek van volgers, terwijl grote labels het opnieuw massaal aanboden. De terugkeer van de audiocassette lijkt langzamerhand eenzelfde weg op te gaan, in het bijzonder volgens sommigen in de electrowereld. Maar of dat achter de laatste release van Distant Fires Burning zit, is nog maar de vraag.
For The Love Of … verschijnt immers alleen op rode cassette met aan de ene kant de zes songs en aan de andere kant remixes van vijf nummers. Interessant daarbij is dat de remixes op een aantal vlakken dichter aansluiten bij vorige albums Seven Sisters en Messierobjekten dan For The Love Of … zelf. De belangrijkste reden hiervoor is dat Gert De Meester dit keer een glansrol voor zijn bas heeft weggelegd, het instrument waarmee hij tot nu toe drie albums gemaakt heeft. Op de eerste twee platen vervormde hij zijn bas echter nog zozeer dat er louter ambient soundscapes overbleven waarmee een kabbelend verhaal verteld werd. Ditmaal wordt in een aantal nummers bovenop die geluidsgolven echter een heldere baslijn gelegd die aan de songs een nieuwe dynamiek verleent.
Met “K&J” lijkt de tape nochtans klassiek te starten door een enkele geluidsgolf langzaam uit te bouwen en subtiel met enkele lagen te werken die voorzichtig uitdoven. Wanneer rond de vijfde minuut enige verschuivingen plaatsvinden, heeft de song de luisteraar al lang meegenomen op wat een slordige 45 minuten durende trip zal worden. Door de geluidsgolven bovendien langzaam te laten wegdeemsteren, wordt meteen een brug geslagen naar “I Would Move”, dat aanvankelijk ook nog opteert voor een tergend traag begin, maar omstreeks de tweede minuut opeens een aanstekelijke baslijn start die perfect als pulserend ritme dient, terwijl de rest van het nummer zich verder ontplooit en er gaandeweg meer ritmes en klanken zich met het geheel gaan bemoeien. Met “Any” wordt daarna opnieuw gas teruggenomen door een langoureuze ontplooiing die in een enkel geklingel haar verlossing vindt. Het spookachtige droomgeluid creëert een vreemde sfeer die met enige goodwill aan mysterieuze plekken en plaatsen doet denken, waar meer bestaat tussen hemel en aarde dan in feiten kan vastgelegd worden.
Zoveel minimalisme valt niet te horen in “Mountain”, dat onverwacht opent met plukkende bassnaren en getokkel dat heel subtiel en langzaam richting ambient opschuift, zij het dat de bas ditmaal het nummer mag dragen. Het achterliggende klanktapijt kan in de laatste minuten een zekere affiniteit met postrock niet verhullen, al kan net zo goed gesteld worden dat het genre met ambient alvast een duidelijke voorliefde voor herhalende (droom)klanken heeft. Ook in “Any” mag een duidelijk hoorbare baslijn het nummer aansturen, zij het dat ditmaal een tragere, slependere bas zich aandient die zich gaandeweg subtiel vermengt met de aanzwellende ambientklanken. Een krakerige ruis en spookachtige stemmen zweven doorheen de song, slechts sporadisch opduikend. Het afsluitende “Each Day” klinkt in vergelijking hiermee verstild en laat zelfs de aangeslagen bassnaren weinig hoorbaar nazinderen, terwijl het nummer verschillende lijnen met elkaar verweeft en subtiel twee patronen in elkaar laat overgaan. Het is een vreemd minimalisme dat de aanwezige bas enerzijds duidelijk naar voor brengt en tezelfdertijd toch duidelijk binnen ambient krijtlijnen blijft.
Ook de B-kant mag starten met “K&J”. De “Stratopshere Cave Mix” geeft aan het nummer een toepasselijke donkere ondertoon met vreemd druipende klanken die mee instaan voor het ruimtelijke gevoel dat over de song hangt. Het al even toepasselijk getitelde “Ashtoreth Channeling Distant Fires Bruning: Any” gaat voor een sacrale sfeer met uitgerekte zang (of wat ervoor doorgaat), ver echoënde bellen, een afstandelijk orgel en een vloeiende soundscape. Als er één song op het album in aanmerking mag komen voor begeleiding bij een ritueel, dan is het dit nummer wel. Ontdaan van zijn baslijn, verwerft het een geheel andere identiteit, net als “I Would Move (Misantronic Mix)”, dat op de B-kant van plaats gewisseld heeft met zijn voorganger. Ditmaal klinkt de puls als een oude radar, maar het is pas rond de tweede minuut dat de remix niet alleen met het origineel, maar met het hele album aan de haal gaat, niet zozeer dankzij de duidelijk aanwezige baslijn, maar wel door een aanstekelijk drumpatroon, inclusief popgeluiden en een hoge hihat.
Klonk “Mountain” al opgewekt, dan mag “Mountain (Stratosphere Plus Mix)” ronduit euforisch heten. Opnieuw geeft de bas het leidmotief aan, al mag er ook een vrolijke deun op de achtergrond mee het mooie weer maken. Het is opvallend vrolijk en upbeat in vergelijking met de andere nummers op het album, het naar een crescendo toewerkende, minutenlange einde verraadt duidelijk de postrockinteresse, zij het dan eentje waar de bassist zich veel liever in een bescheiden funkband zag figureren. Het afsluitende “Each Day (Original)” sleept zich tergend traag voort en zoekt vooral een unheimliche sfeer op door niet alleen de aangeslagen (bas)snaren haast eindeloos te laten resoneren, maar vooral door voor enkele stemsamples te kiezen die net stil genoeg staan om ze nog steeds bewust op te pikken maar nauwelijks te verstaan wat ze zeggen. Het is een beproefde truc maar binnen het geheel weet het wel het perfecte einde van het album als geheel te zijn.
Twee platen voor de prijs van één, al is het dan op een cassette is een wat ongelukkige maar wel accurate omschrijving van For The Love Of …. Want hoewel de B-kant in de eerste plaats louter remixes bevat, klinken ze op meerdere vlakken wel degelijk als heel andere songs dan de originelen. Uiteraard zijn er een aantal terugkerende elementen en klanken maar de manier waarop aan de songs een heel andere invulling gegeven wordt, geven ze een aparte identiteit. Meer dan variaties op het thema klinken ze als individuele werken die een zekere herkenning in zich dragen. Het maakt van For The Love Of … een intrigerende, anderhalf uur durende trip die ondanks de soms aanwezige(re) baslijn vooral blijft zweren bij een ingetogenheid en droomsfeer die door de keuze voor een cassette aan het geheel bovendien een rituele handeling verleent die uitstekend bij de muziek past. Voor wie geen cassettespeler heeft of zich het nogal abrupt eindigen van een cassettekant en bijhorende klik van de cassettespeler herinnert, is er gelukkig ook de digitale versie, die zich overigens uitstekend leent tot afspelen terwijl de esthetiek van de cassette ook zo bewaard blijft.