Een album met herwerkingen van nummers die opper-Jayhawk Gary Louris eerder met anderen schreef, ruikt dat niet heel erg naar een tussendoortje?
Gedurende jaren leek het er op dat Rainy Day Music uit 2003, het pièce de résistance van The Jayhawks in het Louris-tijdperk, het slotakkoord van de band zou zijn. De weinig succesvolle hereniging met oorspronkelijk lid Mark Olson en het daaruit resulterende halfbakken album Mockingbird Time in 2011 was bezwaarlijk een succes te noemen. Tot de band er twee jaar geleden plots terug stond met het prima Paging Mr. Proust waarop Louris bewees dat hij nog altijd een meester is in het versmelten van rootsmuziek met memorabele popmelodieën. Dat blijkt nu het startschot geweest te zijn van een nieuwe fase in de carrière van de uit Minneapolis afkomstige band.
Voor Back Roads And Abandoned Motels nam de band een reeks nummers onder handen die frontman Gary Louris in het verleden schreef samen met andere artiesten. Dat varieert van bekendere namen als Jakob Dylan en de Dixie Chicks tot meer obscure songschrijvers als Scott Thomas en Ari Hest. Of dat een signaal was van een gebrek aan inspiratie of een doelbewuste creatieve zet is niet duidelijk, maar het geheel levert een album op dat in alle opzichten een echt en volwaardig Jayhawks-album is geworden. Louris is overigens nooit het type van de dictatoriale bandleider geweest die zijn medebandleden als een noodzakelijk kwaad beschouwt. Ook hier krijgen bassiste Karen Grotberg en drummer Tim O’Reagan de ruimte om elk twee nummers te zingen. Met multi-instrumentalist John Jackson hebben The Jayhawks overigens ook een nieuw bandlid aan boord gehesen.
Het album voelt meteen heel vertrouwd aan. Van drastische koerswijzigingen is er hier geen sprake, dit is het soort muziek dat je sinds Rainy Day Music van de band verwacht. Knappe, vlot in het gehoor liggende nummers tussen folk, country, rock en pop in die zich puur op kwaliteit van de nummers boven de middelmaat weten te hijsen. De nummers die geschreven zijn met de Dixie Chicks behoren tot de beste van het album. Het door bassiste Karen Grotberg gezongen “Come Cryin’ To Me”, dat oorspronkelijk op een soloalbum van Dixie Chick Natalie Maines verscheen, is met zijn blazers meteen ook het grootste buitenbeentje van het album. “Everybody Knows” en “Bitter End” zijn somberder maar minstens even beklijvend.
Het grote probleem — al is ‘groot’ niet meteen het juiste woord hier — met het album is dat de nummers allemaal wel goed klinken maar evengoed net iets te homogeen en dat er te weinig nummers zijn die er echt bovenuit weten te springen. Het samen met Jakob Dylan geschreven “Gonna Be A Darkness” bijvoorbeeld, is een mooi melancholisch nummer, maar het weet niet helemaal te bekoren. Dat lukt “Backwards Women” dan weer beter, wat niet in geringe mate te danken is aan de hupse barroom piano die het nummer opvrolijkt.
Helemaal op het einde staan er toch nog twee nieuwe nummers op die Louris speciaal voor dit album schreef. “Carry You To Safety” voelt wat te vrijblijvend aan maar “Leaving Detroit” is een pakkende afsluiter van het album. Gezien de weemoedige tekst over een gebroken stad die kampt met leegstand en stadsvlucht had het nummer misschien een iets rauwere versie mogen meekrijgen, maar ook in deze fluwelen versie wordt er in de roos geschoten.
Is Back Roads and Abandoned Motels dan een tussendoortje geworden? Dat is misschien wat sterk uitgedrukt want geen enkel nummer is minder dan prima, maar tegelijk is het een album geworden dat de hoge standaard die Gary Louris en co. voor zichzelf gelegd hebben net niet weet te halen. Goed zonder meer, dat mag ook wel eens.