PLAY GODDAMN LOUD. Dat is de boodschap die bij LINZ past, en niets anders.
Philipp Quehenberger (keyboards) en Didi Kern (drums) maken intussen al even deel uit van de bloeiende Oostenrijkse underground, die weinig bekend is in deze contreien, maar enorm rijk is. Sinds de muzikanten voor het eerst samen speelden (in CBGB’s in 2002!) hebben ze vaak in elkaars buurt rondgehangen, maar ook elk een eigen parcours uitgestippeld. Quehenberger viel daarbij te horen op een resem uiteenlopende labels en allerlei zones binnen de elektronische muziek. De ene keer met relatief gestroomlijnde klankconstructies met een afstandelijke, bedachtzame flair, maar net zo vaak met een directe, lijfelijke aanpak, een vorm van zweterige rock-‘n-roll zonder snaren en drums.
Kern is op zijn beurt ook zo’n muzikant die behendig alle hokjes ontwijkt. Ooit motor bij het beruchte Fuckhead (met opvallende performer Didi Bruckmayr), daarna bij cultband BulBul en meer recent regelmatig met internationale improvisatoren. Zo heeft hij het duo Poisonous Frequencies met trompettist Petr Vrba, valt hij te horen aan de zijde van Mats Gustafsson en is hij deel van het DEK Trio met pianiste Elisabeth Harnik en rietblazer Ken Vandermark. Het duo met Quehenberger blijft echter een heel bijzondere uitlaapklep. Alles kan, alles mag én alles gebeurt ook daadwerkelijk.
Deze 28 minuten durende opname, vastgelegd in Stadtwerkstatt Linz op 4 november van 2017 is een performance van de “niets in de handen, niets in de mouwen”-soort. Van meet af aan hoor je de onrust en anticipatie bij het aanwezige publiek en voel je dat je een oplawaai, of toch zoiets, te wachten staat. Doorheen twee albumhelften gebruiken de twee elkaar voortdurend als klankbord, waarbij de keyboardgeluiden rondgeslingerd worden als verf in een abstract-expressionistisch schilderij en Kern niet zozeer antwoordt met een vergelijkbare chaos, maar met opjuttende, ophitsende en eindeloos rammelende patronen.
Het heeft ergens iets dierlijks, de manier waarop ze spelen. Quehenberger laat zijn toetsen grommen als een venijnige dieselmotor, maar ook iel priemen, alsof je geluidsmessen in de hals gestoken krijgt. Het is als de soundtrack van een first-person shooter game, waarbij er altijd weer een verrassing of bloederige uitspatting om de hoek loert. Kern op zijn beurt blijft het vuur oppokken met een stijl die razernij, timing, funk, groove, trance en bonte kleurenwaaier bij elkaar gooit. Ergens tussen Paal Nillsen-Love, John Herndon, Brian Chippendale en Bernard Purdie, met strakke accenten, uitwaaiende cimbaalhoven en vlammende salvo’s.
Dus nee, dit is geen feest van finesse en dosering, van doordachte oefening en melancholie. Dit is een recht-voor-de-raapse oefening in zweterige trance, een kolkende massa van geluid die voortdurend flirt met chaos en noise maar te alert blijft om te verglijden in een richtingloze soep, en die beluister je idealiter op maximum volume.
… of nog beter, dit onderga je live. Dat kan zondag 26 augustus, op de tweede dag van het Summer Bummer Festival. Meer info HIER. Het album verscheen digitaal en op vinyl en is aan te schaffen via Bandcamp of tijdens het festival.