Drie keer op rij staat Patti Smith dezer dagen in de AB. Het voelt even vreemd als Nick Cave die zichzelf plots op Sportpaleisniveau terugvond, op het dieptepunt van zijn leven. Op de tweede stop van haar “little tour of Brussels” bleek de peetmoeder van de punk niettemin ook met een geamputeerde band nog even vitaal.
“Doe die camera’s en grote tablets weg. Ik ben hier voor jullie, niet voor hen! Ik wil jullie gezichten zien!” Dat La Smiths concerten geboekt zijn in het kader van een reeks rond protestmuziek — Vijftig jaar mei 68, weet u wel — was haar niet ontgaan. Wat van haar oren maken, mocht wel.
Je krijgt dan ook de indruk dat Patti Smith al die idolatrie een beetje moe is. Halve liefdesverklaringen uit het publiek worden sarcastisch opzijgeschoven, “Rock ’n Roll, your ass” klinkt het op een andere kreet, en wanneer iemand voor de bissen om “Horses” roept, barst ze uit: “Neen, ik ga dat niet spelen. Ik heb net “Gloria” gespeeld. Heb je dat gemist misschien? Zat je op het toilet te rukken?” Eerlijk? Zo hebben we onze artiesten graag: geef dat soort beaat gedraag geen kans, en doe gewoon je eigen balsturige ding. En reken er maar op dat de zeventigjarige rockdichteres dat deed.
Ze beseft het zelf, ergens halverwege. “Sorry, gisteren was wél rockerig, maar vanochtend ben ik aan het schrijven gegaan, en het bleek nogal abstract, en nu raak ik daar niet van af.” En dat het een trage avond is, maar dat dat goed is. “Want als het plots gaat bewegen, dan zul je je nergens meer kunnen verstoppen.” Ze moet er zelf van grijnzen. “Geen idee waar dat vandaan kwam, maar het klonk goed.”
Ze heeft gelijk. Deze set beweegt zich voort op het sjokkende tempo van een processie, maar net daarom begeestert die zo. “Ghost Dance” was altijd al een bezwerend sjamanenmoment, haar dictie gedijt goed bij een beetje gedragenheid. Een cover van Tanita Tikarams “Twist In My Sobriety” — heel even tot “Twist In My Society” omgeturnd — wordt uitgekleed tot een typische Smith-incantatie. En dan is er “Tarkovsky (The Second Stop Is Jupiter)”, zo één van haar typisch wijdlopige vertelsels waarvoor haar muzikanten haar ruim baan geven.
Zij kan dat: een optreden de losheid van een repetitie geven. Er heerst een vrijheid en spontaniteit die voelt alsof deze bijna identieke set als gisteren op het moment zelf wordt bedacht. Misschien is het omdat dit met twee kernleden op verlof – drummer Jay Dee Daughterty is vandaag vervangen, leadgitarist Lenny Kaye vertrok na Amsterdam blijkbaar weer richting VS – ook een beetje een gehandicapte band is. Zelfs al mag zoon Jackson een meane solo neerzetten in “Ain’t It Strange”, het elektrische vuur van normaal ontbreekt, zelfs in de langzamer vinnig wordende Midnight Oilcover “Beds Are Burning” — protest, weet u nog? Het werkt echter allemaal in zijn gezapigheid, en dat heeft veel te maken met Smiths innemende persoonlijkheid.
Deels punkhogepriesteres, deels lieve bomma is dit een vrouw die niet met zich laat sollen, maar liefst van al de wereld zou willen omarmen, als ze maar zo kwaad niet was om alles wat er misloopt. Trump krijgt natuurlijk een half gespuwde vermelding, en ze leest een stuk voor uit haar nieuwste boek “New Jerusalem”, een reactie op de verplaatsing van de Amerikaanse ambassade naar die Heilige stad “die niemands hoofstad zou mogen zijn”. Zij kan dat: niemand heeft haar zeggingskracht. Wanneer Patti Smith voorleest, luister je.
En dan volgen toch de hits. “Because The Night” — net als gisteren verkeerd ingezet, hoezo spontaniteit? — klinkt zonder Kayes gierende gitaar een pak ingetogener, maar daar maalt het publiek niet om. Noch Smith: die staat al snel op de rand van het podium, op te zwepen, aan te vuren. Rock ’n roll, her ass? Vergeet het. Zie maar hoe badass ze op die microfoonstandaard staat te leunen voor dat zinderende “Gloria” — ondertussen al lang meer van haar dan van Them -— weer losbarst.
Tussenin krijgen we toch een echt geïmproviseerd en surreëel moment. Dat ze een experiment wil doen, en de jarige Wim Wenders live wil opbellen. Het publiek mag “Happy Birthday” op zijn voicemail inzingen. Het is tekenend voor een performer die zich op het podium al jaren volstrekt als een vis in het water voelt; een gek idee mag uitgevoerd. Net als een Elviscover om de veertigste verjaardag van diens overlijden te gedenken. “I Can’t Help Falling In Love With You” wordt een kleine akoestische zangstonde, en de perfecte opmaat naar dat ene moment van explosie.
“People Have The Power”, daar gelooft Smith nog steeds in, en de gelijknamige song kletst en davert als vanouds, luider en steviger dan welk nummer ook vanavond. Nog steeds klinkt het als een opruiende call to arms, en in tijden waarin populisme die gedachte meer en meer besmeurt hoop je dat het niet de verkeerde mensen op ideeën brengt. Maar als het zover komt? Dan willen we Patti Smith dat gerust vergeven.
Prachtconcert.