KLEIN, granvat, Dropa Disc, A New Wave Of Jazz, Aspen Edities: het zijn slechts enkele voorbeelden van DIY-ondernemingen die recent een frisse wind laten waaien door de geïmproviseerde muziek uit deze contreien. In dat rijtje past ook het Brusselse Suite, dat als vijfde release een soloalbum van Benjamin Sauzereau uitbrengt. Die plaatst de gitarist in het rijtje met o.m. Bert Cools, Frederik Leroux en Ruben Machtelinckx, figuren voor wie de zoektocht naar een persoonlijke, poëtische taal belangrijker is dan uitpakken met hun bagage of aansluiting vinden bij een hippe beweging.
Sauzereaus naam doet al even de ronde, vooral dan als deelnemer aan projecten als Book Of Air (het platform van de traagheid van granvat), Jens Maurits Orchestra (het intrigerende orkest van zijn Suite-kompaan Jens Bouttery) en Llop (het penseelkwartet van Erik Bogaerts). Begin 2017 trad hij ook op de voorgrond met Les Chroniques de l’Inutile, een septet dat een eigenzinnige dans uitvoerde in het spanningsveld tussen compositie en improvisatie en meteen getuigde van een persoonlijke aanpak.
Solo houdt die spreidstand voor een stuk aan en schetst aan de hand van elf stukken (samen goed voor zesendertig minuten) een soort van artistiek zelfportret. Daarbij wordt houvast geboden door een handvol repetitieve motieven, maar regelmatig ook gespeeld met elementen die uit elkaar vallen als los zand, met onvoorspelbare intervallen, tempowissels en transformerende texturen. Afwisselend akoestisch en elektrisch, naakt en gemanipuleerd, dromerig en stekelig. Met een been verankerd in de improvisatie, maar net zozeer met uitlopers naar folk, ambient en blues.
Zo gaat het album zelfs verrassend catchy van start met “Le Subterfuge”, dat een akoestisch, bluesy loopje aanhoudt en daar vervolgens variaties op neerlegt. Meteen een vrij sterk contrast met stukken als “l’Habitude” of “Rivage”, die met hun combinatie van spinachtige intervallen, prikkende ideeën en afwisseling van vloeiende en staccato passages nooit echt voor een kamp willen kiezen, alsof ze op wandel zijn en voortdurend afgeleid worden door ingevingen van het moment. Solo is eerder zachtaardig dan krachtig, maar van gezellig meeneuriën is geen sprake. Daarvoor is het materiaal te wispelturig, lossen de herhalingen te snel op en zijn de melodieën te wazig.
Sauzereau volgt kronkelige wegen, slalomt via folky arpeggio’s met gefluit (“Harry Lime”) naar aanzwellende ambient-klanken (“Rivage”). Is een stuk als “La Mauvaise Raison” nog een en al grilligheid, dan keert in “Virage” meteen de dosering terug. “Imminent” trekt heel even, exact zesenzestig seconden, de kaart van de ontwrichting met noisy gehuil, en afsluiter “Le Quiproquo” herinnert zowaar even aan de lyrische folk van een Leo Kottke. Het is meteen ook een van de weinige momenten dat we spontaan aan een andere muzikant moesten denken.
Net als bij het recentere werk van Ruben Machtelinckx, een gitarist wiens werk misschien nog sterker uitgedund wordt, vind je bij Sauzereau een samengaan van introspectie en experiment dat het niet moet hebben van het grote gebaar, maar van een meer impressionistische flair. Solo is bovendien een album dat z’n karakter met mondjesmaat vrijgeeft en dus vooral op maat is van luisteraars die nog de tijd willen nemen om op zoek te gaan naar de verbindende factor die door deze stukken waart.
Net als de andere releases van Suite, is ook ‘Solo’ voorzien van erg mooi artwork. Voorproeven/kopen kan via het label. Sauzereau stelt zijn album op vrijdag 7 september voor tijdens de opening van Walter (Brussel), dat dan officieel geopend wordt.