De Schotse schrijver Alasdair Gray is vooral binnen de Angelsaksische literatuur bekend met romans als 1982, Janine (1984), Something Leather (1990) en het `historische` werk The Book Of Prefaces (2000). In 1988 verscheen 1982, Janine, door velen, onder wie ook Gray zelf, als zijn sterkste werk beschouwd, als enige roman in een Nederlandse vertaling. Meer dan dertig jaar later is nu ook de klassieker Lanark. Een leven in vier boeken (1981) in vertaling te verkrijgen en krijgt de intussen kranige tachtiger Gray een nieuwe kans om opgemerkt te worden.
Niet dat het per se lijkt te moeten voor Gray, die in 1957 afstudeerde aan de Glasgow School of Art en er dertig jaar over deed om Lanark te schrijven (hij startte aan de roman als student). Overigens had hij in tussentijd niet stilgezeten. Zo gaf hij sinds 1958 les aan de school waar hij zelf gestudeerd had en pende hij in de jaren zeventig een aantal theaterstukken, film- en radioscenario`s neer. Een aantal van die oude theaterstukken zou hij later verwerken tot romans als The Fall Of Kevin Walker (1985) en A History Maker (1994) . Telkens putte hij uit eigen ervaringen, iets wat voor zowat al zijn boeken lijkt te gelden, al is het de ene keer subtieler dan de andere. Lanark autobiografisch noemen, zou te ver gaan, maar de parallellen zijn wel degelijk te trekken.
Gray incorporeerde niet alleen elementen uit zijn studententijd, maar ook ervaringen uit zijn latere professionele leven. Het eerste deel finaliseerde hij in 1963 (hij startte met schrijven in 1954), het volledige boek was af in 1976. Bij het schrijven ervan liet hij zich inspireren door Franz Kafka en de noties van de postmoderne roman. Zo start hij met boek drie, waarna de proloog en de eerste twee boeken aan bod komen, alvorens hij in het afsluitende boek vier de epiloog een kwart voor het einde brengt, omdat dit naar eigen zeggen te belangrijk was om te wachten. Bovendien laat hij zijn hoofdpersonage hier met zichzelf als auteur in dialoog treden en anticipeert hij op wat de critici hiervan zouden denken.
De volgorde van de boeken heeft iets pedants, zoals Gray zelf ook wel beseft. Hij refereert ernaar en tezelfdertijd pareert hij al de bedenking dat de verhaallijnen uit boek één en twee gekoppeld kunnen worden aan boek drie en vier behoudens dan dat het ene handelt over een individu en het tweede over een maatschappij, waarbij beide ten onder gaan aan hun onmogelijkheid lief te hebben. Is dat laatste minder duidelijk voor boek drie en vier (verhaallijn Lanark), dan komt het heel goed tot uiting in boeken één en twee, die de levensloop verhalen van de jongen, en later kunststudent, Duncan Thaw. Hij groeit opin Glasglow en vervreemdt van zijn vader en zus en jaagt,ondanks een duidelijk tekentalent, ook zowat de hele kunstschool (en samenleving) tegen zich in het harnas door zijn onmogelijke persoonlijkheid. Vallen er voor de jonge Thaw nog verzachtende omstandigheden in te roepen, dan ontpopt hij zich eens tiener geworden tot een haast onmogelijk en (zelf)getormenteerd individu.
Boek drie en vier zijn heel anders van uitgangspunt en schetsen een bevreemdende maatschappij. Hoofdpersonage Lanark wordt wakker in een trein die halt houdt in de surreële stad Unthank (een duidelijke kopij van Glasgow), waar het daglicht nooit schijnt en de machtsverhoudingen allesbehalve duidelijk zijn. Lanark raakt willens nillens bevriend met Sludden en diens entourage, al voelt hij er weinig voor zich in te laten met deze vreemde figuur. Gaandeweg komt hij samen met de lezer meer te weten over de stad. Zo verdwijnen er niet alleen op geregelde basis mensen, maar heerst er ook een vreemde `drakenziekte`, waarbij de zieken een geschubde huid krijgen. Lanark belandt op het einde van het eerste boek in een ondergronds ziekenhuis, waar hij al snel van patiënt tot dokter gepromoveerd wordt, alvorens hij besluit met een patiënte (die hem lijkt te kennen) te vluchten. In een poging opnieuw de `echte wereld` te betreden belandt Lanark evenwel opnieuw in Unthank, zij het dat de stad nog verder afbrokkelt en Lanark zelf nu ook beter de machinaties achter alles kent.
De manier waarop Gray met de volgorde speelt, heeft uiteraard voor een deel te maken met hoe Lanark en Thaw zich tot elkaar verhouden. Zo wordt in de proloog die volgt op boek één de aanzet gegeven tot het verhaal van Duncan Thaw, die al dan niet een andere of vroegere versie van Lanark is voor hij Unthank betrad. De mate waarin beide verhalen spiegels zijn van elkaar is finaal niet zo belangrijk, want hoewel geen van beide hoofdpersonages bijzonder sympathiek is, weet Gray wel hun levens en omgeving raak neer te zetten. Zo creëert hij een roman die zowel klassieke als postmoderne elementen in zich draagt, zonder dat het ooit storend wordt. Dat de roman na al die jaren toch een vertaling heeft gekregen, is niet meer dan terecht, met als mooie bonus de illustraties van de hand van Gray zelf die perfect aansluiten bij de roman.