Als de naam Anna von Hausswolff op je geboorteakte prijkt en je daarenboven nog eens muzikaal getalenteerd bent, kan je maar beter op theatrale artrock mikken. Deze Zweedse is zich daarin al acht jaar en vijf platen lang aan het bekwamen, met The Miraculous (2015) en Dead Magic (2018) als voorlopige hoogtepunten waarop ze voor het eerst schaamteloos alle remmen los durft te gooien. In de AB Club putte ze voornamelijk uit die laatste, maar daar viel allerminst over te klagen.
“The Truth, The Glow, The Fall” is de perfecte albumopener en meteen ook de ideale setopener, een soort van staalkaart van haar massieve bereik — tussen de rijpere Kate Bush en de jongere Nina Hagen — en haar nieuwe geluid, dat aan het orgel vertrekt en in een woestijnstorm eindigt. Met duistere orgelklanken sloop het nummer de schaars verlichte bühne op waar het langs een middeleeuws banket passeerde om stevig rockend (die drums!) en zelfs lichtjes groovend (die bas!) af te dalen tot de brakke moerasgrond waaruit geesten opdoken die een zuchtende en krijsende frontvouw als medium gebruikten. Goedgeluimde geesten echter, want von Hausswolff begon na de opener meteen ontwapenend te gekscheren met haar publiek en zou doorheen de set meermaals connectie zoeken met de voor haar doen en in haar woorden grote opkomst; verfrissend en quasi ongezien voor zo’n act.
Het nummer zette meteen de toon voor een set van breed uitwaaierende en kolkende stukken, eerder dan songs, die elk hun eigen sfeer uitademden. Van een sacrale ceremonie (“The Marble Eye”) tot een Lost Highway indachtige road trip (“The Mysterious Vanishing Of Electra”): elk nummer kleurde de avond net dat tikkeltje anders in, liet von Hausswolff haar stem anders moduleren, maar paste toch naadloos binnen het bredere kader van de set. Niet toevallig verwerkte ze in een van haar songs een flard “Come Wander Away With Me”, dat Jeff Alexander oorspronkelijk voor de gelijknamige aflevering van The Twilight Zone componeerde, want de hele set lang hoefde je niet eens onder invloed van iemand/iets anders dan Anna te zijn om je in een quasi filmische belevenis te laten meeslepen.
Na een halfuurtje deelde von Hausswolff met “Pomperipossa” haar eerste echte uppercut uit. Het punky nummer uit haar vorige langspeler viel op door de korte speelduur, het snelle tempo en de rechttoe-rechtaanmelodie die declamerende keelzang en haren ten berge rijzende gillen aan elkaar reeg. Het deed je mond de eerste keer helemaal openvallen om hem nooit meer te sluiten. Met de grotendeels vanuit het publiek gezongen bis “Gösta” beëindigde ze het optreden helemaal tegenovergesteld op volledig verstilde wijze; tussendoor was dit een woeste trip waarbij je aandacht geen seconde verslapte.
Het orgelpunt was “Ugly And Vengeful”, dat zachtjes vanuit een soundscape met steeds luider wordend gezucht en geklaag aanzwol tot a-capellagezang badend in hemels wit licht. Deze divine intervention helde over naar heidens vertraagde stonersludge die genadeloos naar binnen beukte. Von Hausswolff zat de ene minuut als een bezeten Muppet achter de toetsen te headbangen om daaropvolgend krijsend in een ritualistische kampvuurdans los te barsten. Deze twintig minuten durende trip kan nu alvast in het eindejaarslijstje van meest indrukwekkende concertervaringen. Wat volgde was zo mogelijk nog buitengewoner, want als een lone ranger liet Anna een frisse bries waaien over de plat gewalste club waaien toen ze badend in rood licht met de mondharmonica de gitzwarte folkballade “Källans återruppståndelse” inzette en elke hartslag liet vertragen. Meer nog dan haar indrukwekkende stembereik, innemende persoonlijkheid of wilde melodieën lag daar haar unieke kracht: de constant wisselende sfeer en die authentieke persoonlijkheid als rots in de branding. Het voelde tegelijkertijd zaligmakend tot dit selecte clubje getuigen van grootsheid te behoren — toch jammer dat hier geen grotere zaal voor volloopt. Aan het talent zal het alleszins niet gelegen hebben.