In de Verenigde Staten maakte A Quiet Place behoorlijk wat furore door met een budget van nauwelijks zeventien miljoen dollar — een peulschil naar Hollywood-normen — vlot meer dan het tienvoud daarvan aan de kassa op te halen. Dat ook de critici uiterst lovend waren, sterkte de reputatie van de film nog meer en een fenomeen was geboren. Voor één keer is die hype redelijk terecht: het is een intense, viscerale thriller die een aantal originele dingen probeert te doen met zeer beproefd materiaal.
Dat beproefde materiaal bestaat uit een variatie op de geijkte formule van monsters-die-op-mensen-jagen. De originaliteit schuilt in de aard van de beestjes, een niet nader genoemde (buitenaardse?) soort, die louter op het gehoor jaagt en zo de nietsvermoedende mensheid ei zo na heeft uitgeroeid. Dat wil zeggen dat de realiteit van het gezin dat we volgen — vader, moeder (regisseur John Krasinski en zijn real life echtgenote Emily Blunt) en drie kinderen (onder wie Millicent Simmonds, de jonge revelatie uit Todd Haynes’ Wonderstruck) — bestaat uit leven in doodse stilte. Hun hele leefomgeving én hun gedrag zijn gericht op het vermijden van elke vorm van geluid: van het dempen van hun voetstappen door middel van een zandlaag, tot het voortdurende gebruik van gebarentaal.
Inzake vormtaal wil dat zeggen dat A Quiet Place nagenoeg volledig ontdaan is van elke vorm van klassieke dialoog en dat de hele prent opgebouwd is rond het ontbreken van geluid. Precies omdat die specifieke bouwsteen van het filmmedium ontbreekt, maakt de film des te meer gebruik van visuele verhaalkracht. Beelden van zaken die het potentieel van ongewild geluid in zich dragen, vervangen de auditieve leidraad op efficiënte wijze en draperen alles in een sluier van niet-aflatende dreiging. Het is een vorm van synesthesie waarbij zintuiglijke waarnemingen elkaars functie en rol overnemen. Dat leidt tot een aantal bijzonder boeiende momenten waarin deze geslaagde genreprent spanning weet te genereren uit precies die zintuiglijke verwarring. Daarin ligt ook het verschil tussen A Quiet Place en bijvoorbeeld de wat zielloze spielerei van The Artist uit 2011. The Artist was een stille film voor mensen die niet van stille films houden en kwam niet verder dan het ongeïnspireerd kopiëren van oppervlakkige gelijkenissen. Hier is het overduidelijk dat de makers goed hebben nagedacht over de unieke invalshoek die hun concept biedt. Ze ondernemen zeker een aantal pogingen om daar ook echt iets mee te doen.
De weinige stemmen die we uiteindelijk wél te horen krijgen, bezorgen dan ook zowel de personages als de kijkers een bevrijdende ervaring. Wanneer stromend water voldoende omgevingsgeluid genereert om eindelijk een normale conversatie te kunnen voeren, voelt dat als een verademing: dan pas wordt duidelijk hoe effectief het auditieve design van de film is en hoe sterk de beklemming die de blijvende stilte weet op te roepen. Trouwens, wie optimaal wil genieten van dit bijzondere aspect van A Quiet Place kan in sommige bioscopen kiezen voor een zogenaamde “stille voorstelling”, waarin geen snacks, dranken of mobiele telefoons worden toegelaten.
Het is het boeiende experiment met beeld en geluid dat van A Quiet Place meer maakt dan louter een samenraapsel van elementen uit andere films (de Alien-franchise, Reign Of Fire en Tremors, maar ook recenter materiaal als It Comes At Night). Het is echter ook een wat té groot vertrouwen in die elementen dat de achillespees vormt van de film. Het maakt dat bijvoorbeeld de confrontaties met de wezens al snel enigszins repetitief worden en een beetje té vaak zelfingenomen knipoogjes zijn naar bekendere voorbeelden uit het genre.
Niettemin is dit een prent die alle aandacht die ze krijgt ook echt verdient en een zoveelste bewijs — denk recent ook aan Get Out en It Follows — dat de Amerikaanse griezelfilm zich eindelijk een beetje aan het losmaken is van flauwe afkooksels van “J-Horror”, “Torture Porn” en goedkope “Jump Scares”. Zo langzamerhand begint men weer in te zien dat er zowel inhoudelijk als vormelijk veel boeiendere manieren zijn om de toeschouwer de stuipen op het lijf te jagen.