Een paar details van de albumhoes – het Atomium, antieke trapgevels, een kind dat achter een autoband aanholt en parasolvormige acacia’s – suggereren het al: Small World is een intercontinentale samenwerking. België ontmoet Zuid-Afrika in een ongedwongen sfeer, met bonte kleuren, warmbloedige ritmes en soms majestueuze thema’s.
De wortels van het kwintet liggen in 2004, toen pianist Ewout Pierreux in het vaderland van zijn vrouw, zangeres Tutu Puoane, kennismaakte met trompettist Marcus Wyatt. Een onmiddellijke verwantschap leidde tot een hechte samenwerking en een decennium later tot het ontstaan van deze band met saxofonist Steven Delannoye, de Zuid-Afrikaanse bassiste Romy Brauteseth (net als Wyatt afkomstig uit Johannesburg) en drummer Teun Verbruggen. De opnames werden tijdens een tour in 2016 gemaakt in de Zwitserse club uit de titel. Het genereuze album biedt een fraai evenwicht van klassieke jazz en een typisch Zuid-Afrikaanse insteek, aangevuld met genoeg eigen toetsen om duidelijk te maken dat het gaat om een hedendaagse band.
In de kop van het album is “Mister D”, de eerste van vier Wyatt-composities, meteen goed als smaakmaker. Opgedragen aan bassist Johnny Dyani, lid van de legendarische Blue Notes en icoon van de Zuid-Afrikaanse jazz, wordt het op gang getrokken én aangestuurd door Brauteseth. Op haar catchy basmotief wordt zwierig unisono spel gedrapeerd, met Pierreux en Verbruggen die al snel komen bijkleuren met zachte accenten. Wyatt scheert al snel over de muziek met een klank die veel dichter bij een bugel dan een trompet zit. Het klinkt dromerig en lyrisch, zonder te etherisch te worden, maar vooral suggereert het een verwantschap aan de natuurwereld, alsof hij een vlucht kraanvogels wil uitbeelden. Het stuk rolt lekker vanzelfsprekend op gang, complexloos en met bakken soul.
Vervolgens laat de band doorheen zeven stukken (allemaal tussen acht en zeventien minuten) een mooie heen-en-weerbeweging horen. Pierreux’s “Hymn”, een compositie die onder een andere titel al verscheen op een album van Puoane, kreeg een toepasselijke titel mee, want aanvankelijk wordt het opgebouwd met elegisch trompetspel en ruisende cimbalen. Vervolgens versnelt Verbruggen de boel en is de band vertrokken voor een stevige wandeling met geduldige zijstappen, met solo’s van Delannoye (tussen ontspannen en geagiteerd) en Pierreux (van frivool dribbelen naar gestroomlijnde climaxwerking). Zijn ballade “Tomorrow Is Not Real” staat in het teken van de tederheid en lonkt even naar Joe Jacksons “Steppin’ Out”.
Met “In This Time” krijg je een klassiek jazzkwintet te horen, met een tintelende groove en een paar solo’s, waar Pierreux zijn voorliefde voor soulvolle post-beboppianisten etaleert (denk Red Garland, Wynton Kelly en Horace Silver, dàt soort kleppers). “Fire” start eerder gracieus, maar geraakt stilletjes aan de kook, met een bijna vrije interactie van een potige ritmesectie en een driftig kletterende Verbruggen. Die zorgt ook voor een opgemerkte bijdrage in Delannoye’s titeltrack. Opnieuw een hymne-achtige start die transformeert in een innige vrijage van bas en piano en voor een terugname van het thema eerst vrij spel geeft aan een bricolerende Verbruggen. Een opvallend contrast met afsluiter “Annake Tassou”, dat groothartig ensemblespel combineert met een bruisend dansfeest.
Live At The Bird’s Eye is met een totaalduur van bijna tachtig minuten een stevige boterham geworden, maar het is dan ook een livealbum. Op het podium kan meer, moet minder en mag er al eens uitgeweid worden. De vijf houden het gesprek gaande met een warme, vanzelfsprekende cadans, een kwaliteit die nooit passé zal zijn.