Stap voor stap krijgt zangeres Natashia Kelly de aandacht die ze verdient. Onlangs stond ze in het Franse Lille in het voorprogramma van publieksfavorieten GoGo Penguin en werd ze uitgenodigd naar het DĂ©tours de Babel Festival in Grenoble. Deze zomer maakt ze samen met Brice Soniano deel uit van het prestigieuze Antwerpen Barok 2018. Maar eerst nog een tussenstop naast de Dender, waar ze passeerde met een trioversie van haar band.
Door de afwezigheid van elektronicaman Juan Parra geeft die band een uitgesproken hedendaagse geluidslaag op, maar dat betekende allerminst dat het trio van Kelly met bassist Brice Soniano en gitarist Jan Ghesquière zeggingskracht miste. Integendeel: je kreeg hier een band te horen die recht naar de essentie leek te willen gaan. Dat gebeurde regelmatig met een hecht, haast voluptueus groepsgeluid, maar net zo vaak met kale aanzetten en uitweidingen die hun spaarzaamheid omzetten in maximale efficiëntie.
Je voelde dan ook dat hier gewerkt werd vanuit comfort. Een bassist als Soniano stond twee dagen eerder nog op het podium bij Jukwaa zonder enige voorbereiding, dus zet hem naast iemand met wie hij al jarenlang een hecht verbond vormt, en het leidt tot innige, organische interactie. Hij zat het grootste deel te spelen met gesloten ogen en een minzame glimlach, de vingers dansend over snaren terwijl de klanken moeiteloos rond de lettergrepen of woordeloze omwegen van Kelly en de ingetogen accenten van Ghesquière wentelden.
Die laatste leek de onbewogenheid zelve, maar bleek een attente gesprekspartner die geduldig z’n beurt afwachtte, iele klanken liet aanzwellen en net als Kelly een klankwereld creëerde tussen desolaatheid en intimiteit. Het is muziek die inzet op verfijning en mysterie, op maat is van verhalen die geworteld zijn in eeuwenoude overlevering. Een compositie als “The Ocean” verklankt een fascinatie voor de elementen die al honderden jaren inspireert. De beelden bedenk je er vanzelf bij.
De eerste set bestond grotendeels uit eigen materiaal, maar bevatte ook een zijstapje naar de Angelsaksische folktraditie die al net zo organisch aanvoelde. De drie bewogen zich tussen jazz, pop, improvisatie en folk met een soms bedwelmende lyriek. Té etherisch of aaibaar wordt het echter nooit. Kelly kan zweven in het hoge register, met net zo goed de blues uit haar strot knijpen, wat ze ook nu weer deed met “Sweet Dragon”. De begeleiding van haar kompanen was krachtig, met Soniano die de snaren percussief bewerkte met een stokje en Ghesquière die een expressieve, elastische solo over de muziek uitsmeerde.
Dylans “Ballad Of A Thin Man” was ook nu weer een hoogtepunt, met halverwege een pakkende improvisatie van Kelly en voorzien van een ijzingwekkende intensiteit. Hoe ze zo’n sacrale song naar haar hand weet te zetten, blijft keer op keer een tour de force. Afsluiten gebeurde met een stuk van pianist Alexi Tuomarila, een collega van Kelly in Lionel Beuvens’ Motu. Het zette een elegante punt achter twee sets die gevuld waren met interactie die je regelmatig naar het puntje van je stoel joeg en ronduit bloedmooi was. De markante poëzie van Kelly & co. valt niet meer te negeren.