Met het eerste deel van De moord op commendatore – Een idea verschijnt, waagde de succesauteur Haruki Murakami zich aan een gok. Want hoewel de Japanse schrijver nog steeds op een trouwe schare fans mag rekenen, viel enige vermoeidheid bij zowel hem als zijn lezers niet langer te ontkennen. De trucjes van de meester werden zo langzamerhand gemeengoed, terwijl het drieluik 1Q84 bezweek onder het aantal pagina`s en teleurstellende derde deel.
Het had er alle schijn van dat ook het tweede deel van De moord op commendatore eenzelfde weg op zou gaan. Deel één deed er ruim vijfhonderd pagina`s over om een aanzet tot verhaal te geven en de belangrijkste personages te introduceren, waardoor de druk op het tweede deel wel heel groot werd. Teleurstellen doet deel twee Metaforen verschuiven gelukkig niet, maar het mag evenmin de grote terugkeer of de verrassende wending heten, want daarvoor blijft Murakami ook in dit tweede deel te sterk uit eenzelfde vaatje tappen.
Het belangrijkste euvel van het eerste boek is overigens tevens in dit tweede deel ruim aanwezig. Het verhaal trekt moeizaam op en Murakami verliest zich in ellenlange, zinloze uitweidingen die nergens toe doen. Geregeld lijkt het wel alsof de schrijver per woord betaald wordt, zoals Umberto Eco ooit opmerkte over feuilletonschrijver Alexandre Dumas, en alsof hij er dus alle belang bij heeft elke handeling tot in den treure uit te schrijven. Nochtans gebeurt er wel degelijk iets in de roman en krijgt de lezer een beter inzicht in de levens van de verschillende personages en hoe ze zich tot elkaar verhouden.
Opvallend is ook dat Murakami de “vreemdheid” in deze twee delen beperkt houdt en liever hint naar wat onderhuids broeit dan er voluit naar te refereren. Uiteraard bleef ook in zijn vorige romans veel achterwege en werd het mysterie slechts met mondjesmaat gepresenteerd, maar zo goed als nooit (behoudens in zijn “realistische” romans) opteerde hij op een dergelijke manier voor het naar de achtergrond houden van een wereld waar andere wetten gelden en gebeurtenissen een blijvende invloed kunnen uitoefenen op de “echte” wereld. In de paar hoofdstukken waar deze parallelle wereld aan bod komt, toont Murakami zich opnieuw een begenadigd verteller die treffend een vertrouwde maar o zo vreemde wereld weet op te bouwen.
Hoewel het zonde lijkt dat hij dit universum niet verder uitwerkt, past de verborgen dreiging uitstekend binnen een verhaal dat in de eerste plaats inzet op de menselijke verhoudingen en de verborgen motieven van de personages. Ditmaal zijn het immers niet zozeer buitenwereldse krachten als wel de eigen demonen die in belangrijke mate het verhaal voortstuwen en een potentiële dreiging vormen. Murakami weet dit besef subtiel in beide romans te verweven en pas relatief laat in de roman naar voor te brengen, zonder het ooit echt expliciet aan bod te laten komen. Het vormt een van de sterkere elementen uit dit tweeluik, meer nog omdat de auteur het een roman lang onderhuids laat sluimeren.
Wie twijfelde aan het eerste deel maar de roman toch nog een kans wou geven, zal in dit tweede deel een mogelijke rehabilitatie vinden. Murakami heeft met dit tweede deel bewezen dat hij nog steeds een interessant verhaal kan vertellen, al worden zijn kenmerkende elementen steeds opvallender. Vormden de besluiteloze verteller en de mysterieuze vreemdeling in het eerste deel de motor van het gebeuren, dan geldt opnieuw de vriendschap tussen het ik-personage en een opgroeiend tienermeisje (in meer dan een verhaal een belangrijk plotelement) een katalysator voor het gebeuren en het ontwaken van het hoofdpersonage uit een stuurloze sluimer. Murakami mag het dan wel geloofwaardig brengen, zijn variaties op een vast thema zullen bij veel lezers een aha-erlebnis oproepen.
Met De moord op commendatore – deel 2 bewijst Haruki Murakami dat hij nog steeds een lezenswaardige roman kan schrijven. De grote vernieuwing of verrassende wendingen zijn er lang niet meer, maar de Murakamiliefhebber krijgt opnieuw waar voor zijn of haar geld. Tezelfdertijd kan niet ontkend worden dat er een zekere metaalmoeheid optreedt en dat de romans van de Japanse auteur zich steeds duidelijker in een bepaald stramien vestigen, wat nog wordt versterkt door de onnodige uitweidingen die het verhaal enkel afremmen. De premisse is nog steeds intrigerend, maar de uitwerking laat steeds meer te wensen over. Bovendien lijkt het ernaar dat de keuze om de roman in twee delen te laten verschijnen veeleer is ingegeven door commerciële dan artistieke beweegredenen. Het zijn kleine bedenkingen die het leesplezier weinig in de weg staan, maar die langzamerhand wel een smet vormen op Murakami’s oeuvre en zijn kans op de Nobelprijs verder verminderen.