Sinds Ry Cooder met de krasse knarren van de Buena Vista Social Club de Cubaanse muziek op de wereldkaart zette, kent de muziek van het Caribisch eiland een hoge vlucht. Orquesta Akokán, een big band die veel schoon volk uit de Cubaanse muziekwereld verzamelt, is the new kid on the block.
Het Impulse!-label was in de jaren ‘60 een van de meest toonaangevende labels op het gebied van jazz. Klassieke platen van grootheden als John Coltrane, Charles Mingus en Charlie Haden verschenen bij het label. Begin 1966 bracht Impulse! echter een album uit van bluesgrootmeester John Lee Hooker (It Serves you Right to Suffer), waarop die begeleid werd door jazzmuzikanten. Die bluesplaat zou een eenmalige outlier blijven voor het label dat zich daarna weer volledig op de jazz terugplooide. Het valt af te wachten wat de toekomst brengt natuurlijk, maar dat soullabel Daptone Records (zie: Sharon Jones, Charles Bradley) een Spaanstalig album met Cubaanse muziek uitbrengt, is minstens even verrassend.
De grote bezieler van Orquesta Akokán is de naar New York uitgeweken Cubaanse zanger José ”Pepito” Gomez. Gomez, die onder andere samengewerkte met de grote Compay Segundo, maakte deel uit van heel wat bekende Cubaanse bands voor hij naar de VS emigreerde. Samen met producer Jacob Plasse en pianist-arrangeur Micke Eckroth richtte hij Orquesta Akokán op, waarmee ze met eigen nummers een eerbetoon wilden brengen aan de grootmeesters van de Cubaanse mambo zoals Arsenio Rodriguez en Pérez Prado. Samen met een hele rits muzikanten uit Cuba en de Cubaanse diaspora in New York — we tellen er een stuk of zeventien in totaal — namen ze in de legendarische Areito Studios in Havana dit titelloze album op, waarop er negen nummers staan van de hand van Gomez.
“Akokán” is een woord uit het Yoruba dat zoveel betekent als “uit het hart”. Een uiterst geschikte titel voor de band want één ding dat meteen opvalt, is het spelplezier dat van elk nummer afspat. Opener “Mambo Rapidito” straalt meteen een dartele energie uit, waarbij de blazers voor de peper in het geluid zorgen. De nauwe band tussen de West-Afrikaanse en Cubaanse muziek — zie ook het Senegalese Orchestra Baobab — is duidelijk merkbaar in “La Corbata Barata”, dat wat ingetogener is maar waar de Afrikaanse ritmes de pas aangeven.
De muziek op het album varieert van filmisch met een fifties gevoel (“Un Tabaco Para Elegua”), over jazzy latin (“La Cosa”), tot aan songs die onvermijdelijk aan de Buena Vista Social Club verwant zijn (“Otro Nivel”). Het is muziek die dansbaar is (“Cuidado Con El Tumbabor”, “No Te Hagas”) en waar de uitgebreide blazerssectie steeds weer inventief weet mee om te springen. Frontman José Gomez toont zich een virtuoos zanger en weet er steeds het nodige gevoel in te leggen.
Orquesta Akokán is een uiterst geslaagd eerbetoon aan de muziek die in de jaren ’50 in Havana het mooie weer maakte. Maar tegelijk weet de band die muziek op een hedendaagse manier te interpreteren en vindt het een knap evenwicht tussen traditie en hedendaagsheid. Orquesta Akokán bewijst hier dat er op het internationale toneel nog toekomst is voor traditionele Cubaanse muziek.