Wat moet je na een tijd nog gaan vertellen om duidelijk te maken dat je te maken hebt met een band die er als geen ander in slaagt om in te werken op je gemoed door je hart elke keer opnieuw gewoonweg fijn te knijpen, maar die straal genegeerd blijft worden door een breder publiek? Verdiende aandacht geven natuurlijk, in de hoop dat het tij ooit zal keren. Misschien vrijdag, wanneer de band in zevenkoppige bezetting op het BRAND!-festival in Mechelen staat.
Na twee albums als sextet en eentje als octet, is Angles 9 rond rietblazer/componist Martin Küchen intussen toe aan z’n derde album als nonet. Het eerste daarvan werd opgenomen in KC BELGIE (Hasselt), een concert dat ei zo na het dak van de keet blies en de aanwezigen achterover knalde. Het effect was niet minder toen Angles 9 drie jaar later in De Singer stond om Injuries te presenteren. Disappeared Behind The Sun ligt zo’n beetje in het verlengde van die plaat, dus de goede verstaander weet wat te doen.
Politieke, of nee, menselijke verontwaardiging is de drijfveer van Küchen & co. Angles 9 vertrekt vanuit wantoestanden allerhande en van het menselijk leed dat het met zich meebrengt, en verwerkt dat in composities met een knoert van een hart, kloten als galiameloenen en een zak grote emoties. Pijn, verraad, razernij. Vaak relatief eenvoudig van opzet, met rechtlijnige, repetitieve structuren en voluptueuze thema’s vol Balkanblues die zich steeds opnieuw onder de huid te nestelen om daar stilletjes te etteren om gaandeweg open te barsten met een onweerstaanbare, onstuitbare passie. Angles 9 werkt rechtstreeks op de emoties in via de kracht van het collectief. Er zijn wel solo’s, zeer expressieve en ontvlambare zelfs, maar die zijn er niet om ego’s te strelen of een show op te voeren, maar om composities op gang te trekken of pieken van collectieve extase gescheiden te houden.
Geen track die de directe power van de band zo mooi in de kijker zet als opener “Equality & Death (Mothers, Fathers, Where Are Ye?)”, dat van start gaat met Küchens kreet van pijn en ontzetting op altsax. Wat dreigt uit te monden in een ruw schurende, eindeloze vrijheid, wordt vervolgens magistraal aangedikt, opgewarmd en uitgezet met blazersaccenten, repetitieve elementen, een koppig hamerende 4/4-beat en uiteindelijk een gezamenlijk uitgesproken thema. Eens te meer bewijst de band dat je geen gedoe met complexe maatsoorten nodig hebt om impact te bereiken. Dit is preken en jeremiëren en verketteren met de combinatie van lyriek en energie die je ook hoorde bij Charlie Hadens orkest, met blazers die over, langs en door elkaar schallen en schetteren, en zich gesteund weten door een onverstoorbaar meevechtende ritmesectie, samen de boel aan de kook brengen tot de implosie dreigt. En dan laat je de boel uit elkaar vallen voor een drumsolo en een triomfantelijke terugkeer van het grote drama.
Een vergelijkbaar frontale insteek hoor je ook in “Pacemaker”. Ook hier start het met een vrij verkeer van blazers die prikken uitdelen, maar elkaar plots vinden in een thema en…WHAM, de band is vertrokken voor een moddervette, wiegende groove waarin trombonist Mats Åleklint ronkt met een spetterende verbetenheid, de saxen een bronstig vibrato aangemeten krijgen en de blues met gospelinjectie toegediend wordt. Een contrast met de drie overige, langere stukken, die doorgaans net iets subtieler te werk gaan. Zoals “Årdor”, dat enigszins zoekend op gang komt, maar al snel omslaat in een weldadig schallende fanfare die uitpakt met het volume en de weelderigheid van een complete big band. Vibrafonist Mattias Ståhl tekent voor een fraaie solo, maar wijkt voor het breedbeeldsamenspel van de band, dat werkelijk kapotgescheurd wordt.
Zowel “Disappeared Behind The Sun” als “Love, Flee Thy House (In Breslau)” volgen tenslotte een vergelijkbaar parcours, met een lange drummerloze introductie die inzet op traag uitgetekend drama, om daarna een versnelling of twee hoger te schakelen en een uitbarsting van weemoed, pijn en kwetsbaarheid samen te brengen met een bonkende vitaliteit en dansbare energie. Ook hier vallen er een paar verschroeiende solo’s te rapen – van Ståhl en baritonsaxofonist Eirik Hegdal in het titelnummer, en Åleklint en trompettist Magnus Broo in de finale -, al is het elke keer weer die verwoestende totaalkracht, die het langst nazindert.
Je zou kunnen zeggen dat het album overduidelijk in het verlengde ligt van z’n voorgangers en door nog directer in te zetten op die emotionele intensiteit misschien wat aan reliëf of nuance inboet, maar de meeslepende thema’s zijn toch weer zo memorabel, grijpen je zo ongenadig bij de lurven, wrijven je met je smoel in gevoelens die de jazz al te vaak ontbeert. En dan zeggen ze dat het genre moeilijk en elitair en oeverloos gewauwel is. Angles 9 toont dat het ook anders kan. Zonder gimmicks. Dit is de meest emotioneel erin hakkende band van z’n tijd, een ensemble dat niet zomaar zorgt voor een intellectuele mindfuck, maar ook voor een knoop in je maag en een zak cement op je schouders, maar die in één weg ook de remedie of oplossing aanbiedt. Zomaar, omdat het kan. En nodig is.
De band staat vrijdag 10/11 in zevenkoppige bezetting – als Angles 7 dus – op het BRAND! Festival in Mechelen.