Met The Late Album bracht Spencer The Rover vorige maand zijn vierde en — wat ons betreft — ook beste plaat tot nu toe uit. Tot voor kort was de band rond Koen Renders vooral bekend bij liefhebbers van gedegen, ambachtelijk songsmeedwerk. Daar komt nu stilaan verandering in. De ontiegelijk aanstekelijke single “Late March” heeft intussen zijn weg gevonden naar de radiogolven en de — lovende — recensies zijn niet meer te tellen op een hand. We vroegen ons dan ook af of Renders een tevreden man is, en of hij zelf een verklaring heeft waarom deze plaat meer aandacht krijgt dan haar voorganger The Accident (And Other Love Stories).
Koen Renders: “Er is deze keer een iets langere aanlooptijd geweest. The Accident betekende ook een nieuwe start voor Spencer. Toen kwam eerst de plaat uit, en pas daarna is de build-up begonnen. Deze keer was er eerst een livevoorstelling in mei, terwijl de plaat pas verscheen in september. Het is dan ook allemaal wat meer uitgesmeerd nu.
Ik ben ook blij dat Spencer nu toch een beetje een naam begint te krijgen. Het is nog niet het grote publiek, maar Spencer The Rover is altijd een traag verhaal geweest. Er ligt heel wat tijd tussen de eerste platen en de laatste twee. Ik ben inmiddels natuurlijk ouder geworden en heb ook nog andere dingen gedaan, muzikaal maar ook buiten de muziek. Sinds de vorige plaat heb ik echt het gevoel dat ik mijn habitat heb gevonden, en dat er ook een lijn in zit.”
Soloknutselproject
enola: De overeenkomsten met de vorige plaat zijn duidelijk aanwezig. Er is daarentegen inderdaad een groot verschil met de eerste twee Spencers, maar dat was nog een heel andere groep.
Renders: “Klopt. Het is van een band met traditionele bezetting meer geëvolueerd naar een soloknutselproject waarbij ik uiteraard een beroep doe op heel goede muzikanten. Het grote verschil voor mij is dat The Accident de eerste plaat werd waarover was nagedacht: welke songs komen erop, in welke volgorde komen ze erop, wat is de grote spanningsboog van de plaat…
Inhoudelijk zijn er veel verschillen met The Accident, maar qua vorm zit The Late Album net hetzelfde in mekaar: negen nummers waarvan het vijfde en het achtste instrumentals zijn, en het laatste een komisch liefdesdrama met een grote anticlimax. Dat is vrij toevallig gegroeid, maar het werkt wel erg goed voor mijn liedjes. Ik ga er nog zo eentje maken denk ik (lacht).”
enola: Die humor en die knipoog zijn altijd wel aanwezig geweest in het werk van Spencer The Rover, niet alleen in de songs zelf, maar ook in de videoclips. Die vormen vaak een tegengewicht bij nummers die op het eerste gehoor serieus klinken.
Renders: “Een knipoog, inderdaad, maar niet om het plat te relativeren. Het moet je ook beroeren. En in humor zit ook schoonheid.”
enola: In hoeverre is het als soloknutselproject moeilijker om aan een plaat te beginnen dan wanneer je werkt met een groep? Bij een band krijg je input van verschillende mensen, maar nu ontbreekt het je misschien aan een vast klankbord.
Renders: “Het voordeel is dat ik verplicht word mijn eigen klankbord te zijn. Niet dat ik mezelf de hele tijd schouderklopjes geef, daar heb ik niets aan. Ik moet wel eerst voldoende weten waar ik naartoe wil werken voor ik aan iemand input vraag. Alles moet er eigenlijk al staan en als dat nog niet het geval is, wordt het ook moeilijk om er al over te communiceren met iemand anders. Maar eens het zover is, is de input van een buitenstaander — nu ja, dat zijn allemaal vrienden-muzikanten — des te waardevoller.”
enola: Een band die geregeld toert kan er ook al eens twee of drie nieuwe nummers tussengooien om te zien hoe er wordt gereageerd…
Renders: “…en ik stel het contact met het publiek vaak nogal lang uit (lacht). Ik ben sowieso geen krak in het analyseren van publieksreacties. Misschien is dat ook de sterkte van Spencer, dat ik heel hard zélf graag in die muziek kruip, en dat het mezelf ook echt moet ontroeren en overtuigen dat het goed is.”
Echte klanken
enola: Natuurlijk zijn de songs heel belangrijk, maar de arrangementen lijken me minstens even belangrijk: het een kan niet zonder het ander. Arrangeer je altijd in functie van de boodschap die je wil brengen?
Renders: “Dat is zeker zo, al moet ik dat toch een beetje nuanceren. Een arrangement kan voor mij, meer dan de song op zich, iets zijn dat fluctueert. Ik schrijf alle nummers helemaal op piano. In veel gevallen zit er dan al een groot stuk van het idee voor het arrangement in de pianobegeleiding: de riffs, de grooves… Er komen in die pianoarrangementen ook veel ideetjes naar boven. In die zin vind ik de melodische lijnen van die arrangementen vaak zelfs belangrijker dan de klankkleur. Als ik die nummers solo speel, steek ik die accentjes ook vaak in de pianobegeleiding.”
enola: En zo wordt het ook geen formule en denkt men niet: “Ah ja, Koen Renders, dat is die met zijn strijkers en zijn blazers.” Die zijn erbij omdat ze erbij passen…
Renders: “…en omdat ze mij op dit moment de meeste gelaagdheid opleveren. Bij The Accident speelde ik nog even met het idee alle arrangementen in te spelen met synthesizer. Dat had ook gewerkt, daar ben ik van overtuigd. Maar er is iets aan akoestische instrumenten dat mij net iets meer aantrekt. Niet omdat ze echter zijn, maar gewoon omdat de klankkleur nog minder voorspelbaar en altijd anders is.”
enola: En er kan al eens een foutje in zitten.
Renders: “Ja, er zit altijd automatisch een fout in, maar dat is ook wat het allemaal zo juist en zo rijk maakt.”
enola: Als we spreken over echte instrumenten, of beter: echte klanken, dan komen we uit bij Gerrit Valckenaers, een opvallende gast op de plaat. Je zou kunnen denken dat het met die blazers en die strijkers een bombastische plaat is geworden, maar zijn inbreng geeft The Late Album net een intieme sfeer. Ik had zelfs het gevoel dat ik luisterde naar een opname van iemand die naar jouw plaat luisterde, en ondertussen met vanalles bezig was. Het creëert een soort gezelligheid.
Renders: “Heel fijn dat het zo overkomt. Gerrit is heel erg thuis in hedendaagse klassieke muziek, en ik vind het erg mooi hoe hij die wereld met de relatief strakke popstructuur van mijn liedjes kan vermengen. Bijvoorbeeld: een handklopper die begint te draaien geeft het gevoel van beweging, ook al loopt die niet gelijk met de beat van het nummer. Je hoort dat ook wel in elektronica, maar het wordt menselijker wanneer iets wat niet helemaal “te temmen” valt toch met een muzikale intentie bespeeld wordt zoals Gerrit doet.
Een ander deel van zijn input heb ik zelf geknipt en geplakt, waarbij ik er ook op gelet heb niet te veel in vierkante patroontjes te vervallen. In “The Cuckoo” zit bijvoorbeeld een patroon dat zes maten en één tel duurt. Daardoor heb je het gevoel dat er wel iets aan het draaien is, maar alle ‘uitstulpingen’ komen telkens op een ander moment. Enfin, allemaal leuk om mee bezig te zijn, maar je weet natuurlijk pas dat het werkt wanneer je er zelf een warm gevoel bij krijgt.”
enola: Het geeft misschien ook een andere dynamiek aan een nummer.
Renders: “Het is heel dubbel. Op het moment dat ik het schreef, wist ik wat dat nummer in zich had: iets dat ronddraait en vooruitgaat. En dan zoek je naar dingen die dat versterken. Ik had er ook een gewone wekker of een monotone beat kunnen opzetten, maar het effect is nu veel rijker.”
Mond-tot-mondreclame
enola: De plaat verscheen vorige maand, maar je speelde ze in mei al integraal in Het Depot.
Renders: “Normaal gezien moest de plaat verschijnen in maart, maar ik vond het ook wel interessant om zo’n plaat live te spelen vóór de mensen ze gehoord hebben. Dat was een risico, maar het leuke ervan is — als ik de reacties mag geloven toch — dat het wel impact had. Ik was er een beetje bang voor omdat men zegt dat ik altijd zo’n beetje groeinummers maak. Daarom was ik ook zo blij om vast te stellen dat ze toch van een eerste keer pakten.”
enola: Publicitair was het ook geen slechte zet, want mond-tot-mondreclame doet nog altijd zijn werk.
Renders: “Dat is allemaal heel moeilijk te controleren, natuurlijk, maar ik hecht daar wel geloof aan. Het is een bijzonder drukke periode. Er komt momenteel gigantisch veel muziek uit, maar toch vind ik dat mijn muziek een speciale plaats inneemt in het aanbod. Die mond-tot-mondreclame is daarom dus wel degelijk belangrijk. Ik doe in dat opzicht ook graag die huiskamerconcerten, omdat er dan altijd wel mensen zijn die je niet kennen en voor het eerst je muziek horen.
Het is moeilijk om jezelf te verkopen, maar tegelijk mag je ook niet vergeten dat de aandacht die wordt gegenereerd door zo’n marketingcampagne vrij snel weer wegebt. Om dat te blijven volhouden en daarin mee te draaien, moet je een beetje een ‘ster’ zijn en dat ben ik te weinig. Maar voor alle duidelijkheid: het is ook een luxe om je niet te moeten forceren om ‘mee’ te blijven of hip te zijn.”
De toekomst
enola: Zeven jaar geleden maakte je dus met Spencer een nieuwe start. Denk je dat er in de toekomst nog zo’n ommezwaai kan komen?
Renders: “Zeg nooit nooit, natuurlijk. Vlak na mijn vorige plaat was een van de opties snel-snel een plaat opnemen. Datgene wat je precies wil doen, begint altijd een beetje te broeien. Nu heb ik het gevoel dat ik bezig ben aan een soort van trilogie waarvan ik nog een derde stuk moet maken. Daarna zien we wel. Ik zou zeker willen verder gaan met instrumentale muziek. Niet specifiek klassieke muziek, maar instrumentale popmuziek die anders is dan wat er vandaag aan neoklassieke muziek wordt gemaakt. Ik heb af en toe het gevoel dat ik wel iéts op het spoor ben, maar er is nog werk aan (lacht).”
enola: Wanneer is je missie geslaagd met The Late Album?
Renders: “(Denkt na) Ik vind het een geslaagde plaat, en ik hoop dat ik er kan voor zorgen dat veel mensen ze te horen krijgen. Daarnaast hoop ik er nog een paar mooie liveconcerten mee te kunnen spelen. Volgende week is er al dat optreden in La Conserve hier in Leuven, maar er komt zeker nog een ander concert.
Ik weet dat ik heel lang aan deze plaat heb gewerkt. Ik wil niet zo arrogant zijn dat ik zeg dat ze tijdloos klinkt in de zin van ‘voor de eeuwigheid’, maar ik hoop wel dat ze langer meegaat dan alleen vandaag. Er is een aantal jaar overheen gegaan om ze te maken, en het zou jammer zijn dat ze blijft hangen in het ‘nu’. Zulke dingen zie je vandaag te veel in de popmuziek. Vaak wordt iets heel snel gemaakt en zo krijg je wel een mooi beeld van het tijdsgewricht waarin die plaat verschijnt, maar dat ligt mij niet zo.
Wat ik wél hoop, is dat het een plaat wordt die je om het even wanneer kan opleggen. Niet zo een waarvan men volgend jaar zegt, als ik ergens ga spelen: ‘Oei, die is al een jaar oud!’. Dat mis ik dus wel een beetje aan de huidige muziekbeleving: die gehechtheid aan een artiest waarvoor mensen willen gaan, en van wie ze alles willen hebben.”
enola: Zijn er dingen die je ooit echt nog wil doen, met of buiten Spencer? En daarmee bedoelen we niet meteen Sportpaleizen vullen, maar…
Renders: “Ik zou het wel fijn vinden als mijn plaat op een of andere manier internationaal een vervolg kreeg. Dat hoeft niet supergroot te zijn, maar ik zie niet in waarom het niet zou kunnen. Ik wil er niet noodzakelijk mee bekend worden, maar we leven hier in Vlaanderen en ik zou graag hebben dat ook mensen uit pakweg Frankrijk, Duitsland, Engeland of Amerika haar leren kennen. Soms botst iemand in het buitenland via-via op mijn muziek, en dan beginnen we te mailen… De kanalen en de media zijn er, dus waarom niet?”