Altijd spannend op een vervelende manier: naar een concert trekken van een band die net zijn zwakste plaat heeft uitgebracht. Mogwai wist gelukkig meer te verbazen dan die negatieve gevoelens te bevestigen.
Every Country’s Sun was voor ons het zoveelste bewijs dat het verhaal van Mogwai op het vlak van reguliere studioalbums uitverteld is. Het was dan ook met lichte lood in de schoenen dat wij naar de AB trokken. Oftewel wist de groep de zwakke songs van dat laatste album live alsnog recht te trekken, oftewel zou het kwaliteitsverschil met de oude songs nog harder opvallen. Gelukkig werd het dat eerste. Maar goed ook: Mogwai wenst duidelijk nog geen nostalgie-act te worden voor mensen die al in de 90 op Young Team liepen te headbangen. De helft van de setlist bestond uit nieuw materiaal, te nemen of te laten. Daartussen maakte de groep grote sprongen naar zijn begindagen. Iedereen tevreden zeker?
Openen deed de groep ijzersterk met een ontroerend schoon “Friend Of The Night”. De slome pianopartij hakte er nog dieper in dan op plaat en meteen bewees Mogwai dat onder die punkbranie peperkoeken hartjes zitten. Het nieuwe, op plaat behoorlijk matte “Brain Sweeties” sloot daarop aan. Meteen viel op dat de song live veel genuanceerder en dreigender klonk dan op plaat. Niet voor het laatst die avond kwam de gedachte op dat het misschien toch vooral de productie was die Every Country’s Sun de das had omgedaan. Iemand moet de oren van David Fridmann eens uitwassen. “Party In The Dark” kwam eveneens beter tot zijn recht als de gemuteerde popsong die het is. Ook “Crossing The Road Material” kwam beter naar voren, maar dat was toch vooral de verdienste van de felle uithalen van tourgitarist en jonge hond Alex Mackay, die John Cummings live vervangt. Misschien volgende keer toch eens meenemen in de studio? Alleen “Battered At A Scramble” bleef hangen in inspiratieloos gebeuk waarbij het leek alsof de groep zelf er niet bijster veel zin in had.
Toch konden, zoals te verwachten en voorzien was, de greep songs uit de eerste plaat van de postrockers op nét iets meer applaus rekenen. Bij die eerste delicate gitaarnoten van “New Paths To Helicaon, Pt. 1” welde iets op in de ooghoeken, en hoewel iedereen wist wat zou volgen, bleef die kenmerkende snoeiende uithaal je achterover gooien. Ondertussen draaiden de backlights van de sobere maar efficiënt podiumopstelling overuren. “Cody” was een prachtige brok melancholie, met een opvallend goed bij stem zijnde Stuart Braithwaite. De grootste verrassing kwam er echter toen de band een verschroeiend “Ithica 27Ф9” bovenhaalde. Als de eerste rijen in het uur ervoor nog geen gehoorschade hadden opgelopen, kon dat nu ook wel afgevinkt worden.
Het laatste halfuur was daarna een definitieve bevestiging dat Mogwai nog steeds relevant kan zijn, als ze maar willen. “Don’t Believe The Fife” was door de plaatsing in de setlist en een beter uitgebalanceerde mix zelfs een van de hoogtepunten van de avond. In tegenstelling tot op plaat, zat de verhouding synth-bas-gitaar hier wel perfect om een dreigende sfeer op te roepen (zie ook: “Remurdered” in de bissen). Het titelnummer van Every Country’s Sun was daarna postrock volgens het boekje: tegelijk een brok melancholie én verschroeide aarde. Maar het werkte. Idem voor “Old Poisons” dat een ziedend beukfestijn bood. Jammer dat “Autorock” hiertussen wat vreemde eend in de bijt stond te wezen. Echt afsluiten deed de groep toch maar weer met “Mogwai Fear Satan”, hun onverwoestbare muzikale beginselverklaring.
Mogwai speelde geen perfect concert zaterdag: daarvoor ging je net niet murw geslagen genoeg naar huis. Dit optreden was er vooral eentje van de hoop. Hoop dat de groep onterecht afgeschreven werd. Hoop dat ze op hun volgende studioplaat misschien wél nog eens de intensiteit kunnen oproepen die ze live nog altijd bezitten. En ondertussen: hopen dat de Schotten snel nog eens een Belgisch podium aandoen, kwestie van de nieuwe songs opnieuw écht tot hun recht te horen komen.