Na jarenlang op de back burner van Hollywood te hebben gestaan, is
Stephen King dit jaar weer helemaal terug. De verfilming van The Dark Tower, bedoeld als de eerste in een lange reeks, werd
recent nog een flop, maar op tv scoren de series van The Mist enMr. Mercedes wél erg goed, binnenkort verschijnt Gerald’s Game als Netflix-film en nu is er de langverwachte nieuwe
versie van It. Na ettelijke jaren in development hell, met
een resem scenaristen en regisseurs die kwamen en gingen, kwam een van
Kings beste (en vooral langste) boeken in de bekwame handen terecht van
Andy Muschietti, die in 2013 debuteerde met Mama. En die term
“bekwame handen” vat de film ook wel een beetje samen: het is een bekwaam
gemaakte prent. Niet briljant, niet onvergetelijk, maar exact dat. Bekwaam.
Degelijk. Vakkundig gemaakt mainstream entertainment. Niet meer en niet
minder.
It
speelt zich af in het fictieve dorpje Derry, in Maine, waar elke 27 jaar
een verschrikkelijk monster ontwaakt, dat zich enkele maanden lang voedt
met de angsten én lichamen van kinderen, om vervolgens weer een kwarteeuw
te gaan slapen. Dat monster doet zich voor als de clown Pennywise – in het
boek van King omdat die vermomming helpt om kinderen te lokken, wat een
faire uitleg is. Welk fucked up kind zich ooit aangetrokken zou
kunnen voelen door de freaky horrorclown die Pennywise is in deze film, is
echter een heel andere vraag.
Wie het boek heeft gelezen, weet dat King heen en weer gaat in de tijd,
tussen de jaren vijftig, wanneer een groepje van zeven kinderen het opneemt
tegen It, en de jaren tachtig, wanneer deze personages terugkeren naar
Derry als volwassenen, om het monster definitief af te maken. Omwille van
de lengte van de roman (die afklokt op dik 1.100 pagina’s), heeft men voor
de film besloten om die twee tijdlijnen uit elkaar te trekken: hier krijgen
we alleen het verhaal van de kinderen, terwijl het deel van de volwassenen
voer is voor film twee. (Omdat het boek ondertussen ook weer dertig jaar
oud is, kreeg de structuur ook een logische update: dit eerste deel speelt
zich nu af in de eighties, terwijl het vooropgestelde tweede deel in
het heden zal plaatsvinden – een update die me verder niet stoorde.) Of die
film er ook effectief komt, hangt af van het commerciële succes van dit
eerste hoofdstuk, maar gezien de buzz die er op het moment van schrijven
rond de release hangt, moeten we daar niet echt aan twijfelen.
Meer dan een simpel huiververhaal, was Kings boek ook een bespiegeling over
de leefwereld van kinderen en wat het betekent om volwassen te worden. Een
groot deel van de roman (zeker tijdens de hoofdstukken over de kinderen)
ging simpelweg over de relaties tussen de personages – hoe vanzelfsprekend
ze vriendschappen vormen, de seksuele spanning tussen de jongens en het
enige meisje van de bende, Beverly (hier prima gespeeld door Sophia Lillis)
en gewoon lange scènes waarin ze samen spelen en de wereld ontdekken. Het
was een beetje te verwachten dat dit aspect het eerste zou zijn om verloren
te gaan in de verfilming, en jawel hoor. Hoewel Muschietti heel goed weet
dat deze thematiek het hart van het verhaal is en hoezeer hij ook zijn best
doet om het te bewaren, toch kan hij niet vermijden dat de stillere,
intieme momenten deels verloren gaan in het gedrang.
Een paar van dat soort scènes zijn er natuurlijk wél nog, en niet geheel
toevallig zijn dat dan ook de beste van de film. Een sequens waarin de
vrienden gaan zwemmen en alle jongens met een mix van fascinatie en ontzag
naar de schaars geklede Beverly staren, is spot on en erg grappig.
Finn Wolfhard, bekend van Stranger Things, speelt grapjas Richie
Tozier en zijn sarcastische, vaak vuilgebekte opmerkingen zijn perfect
getroffen: dat is dus echt het soort praat dat dertienjarigen uitkramen
wanneer ze zichzelf grappiger vinden dan ze eigenlijk zijn. Op die momenten
ontwikkelt er zich een overtuigende dynamiek tussen de castleden: we kunnen
geloven dat ze vrienden zijn. Ook het duistere, door een horrorfilter
gehaalde coming of age-aspect komt deels wel aan bod, met onder
andere een scène waarin Beverly maandverband moet gaan kopen en zich
geconfronteerd ziet met een torenhoog winkelrek vol tampons. In de beste
momenten van het boek had Stephen King het niet over killer clowns of andere fantasiemonsters, maar over de heel reële
monsters waar pubers mee te maken krijgen – hun eigen lichaam, het andere
geslacht en vooral ook hun ouders.
En ja, dat zit allemaal nog wel in de film… Maar dan op een drafje. Want
eigenlijk gaat het hier veel meer over de scares. Over deuren die
plots dichtvallen, schaduwachtige figuren die plots verschijnen en
natuurlijk Pennywise zelf, die twee uur lang als een duvel-uit-een-doosje
tevoorschijn springt uit elke denkbare hoek van het scherm. Muschietti is
meer dan vakman genoeg om te weten hoe hij die scènes moet opbouwen en de
meeste van die set pieces werken dan ook wel, met een ereplek voor
de eerste expeditie van de kinderen in het huis op Neibolt Street, een
sfeervolle, creatieve haunted house-sequens die écht klamme handjes
veroorzaakt.
Het helpt natuurlijk dat Bill Skarsgard een prima Pennywise is, die een
heel andere richting uitgaat met het personage dan Tim Curry destijds, in
de tv-film uit 1990. Skarsgard maakt er bij momenten echt een giechelende
clown met een hoog stemmetje van, maar kan dan binnen dezelfde scène – soms
zelfs binnen eenzelfde regel dialoog – een overgang opbouwen naar volbloed
monster. En opnieuw: dat werkt. It is efficiënt geregisseerd, goed
geacteerd en technisch niet al te afhankelijk van opzichtige CGI.
Allemaal goed en wel dus, maar Muschietti lijkt de verplichting te voelen
om minstens om de vijf minuten zo’n scène in te lassen. De film haast zich
van de ene suspense-scène naar de andere, waardoor de kleinere momenten,
die momenten waarin we de personages leren kennen en de thematiek zich kan
ontwikkelen, haast nagedachten lijken. Misschien is het waar wat sommige
critici hebben gezegd en zou It meer geschikt zijn geweest voor een
miniserie. Zes of acht afleveringen en tijd genoeg om alles wat te laten
ademen.
Maar goed, zoals het is, blijft It een sterke mainstream-thriller,
gemaakt door iemand die het genre en de bijbehorende trucs van de foor zeer
goed begrijpt. En hoeveel bedenkingen we er misschien ook bij hebben, over
een jaar of twee zullen we op de eerste rij staan om deel twee te bekijken.