Het ziet ernaar uit dat er voorlopig nog geen einde komt aan Martin Küchens productiviteit, want met meer dan twee dozijn albums als leider of sideman (in de meest uiteenlopende contexten) in een jaar of vijf, is ’s mans werklust amper bij te houden. Threnody, At The Gates, na Night In Europe (No Business, 2015) zijn tweede album met bassist Johan Berthling en drummer Steve Noble, laat bovendien ook horen dat hij intussen een heel eigen uithoek van de vrije muziek afgebakend heeft.
Nu, eigenlijk heeft Küchen meerdere hoekjes geclaimd, want zoals we al een paar keer opmerkten, huizen er minstens twee of drie persoonlijkheden in de muzikant, waarbij de ene hem stuurt naar de zone van abstract, microscopisch klankenonderzoek (zoals enkele releases op het Mikroton-label aantonen) en de andere naar emotioneel geladen jazz die vertrekt vanuit composities (Angles 9, Tresspass Trio, All Included). Ergens daartussen zit dan ook nog eens Küchen de improvisator met een zwak voor trio’s, zoals zijn recente(re) samenwerkingen met Beresford/Liavik Solberg, Tokar/Gotesmanas, Strøm/Østvang en deze combinatie met de Zweedse bassist van o.m. Angles 9 en Fire! en de Britse drummer die de voorbije jaren grote sier maakte aan de zijde van een indrukwekkende lijst zwaargewichten.
Threnody, At The Gates windt er geen doekjes om: hier gaat het om pure, directe, bloedrauwe emotie en hardcore improvisatie, die in elkaar gekletst wordt met een knoert van een hart, een bodemloze voorraad energie en hier en daar een wankele fragiliteit. Je kan je niet van de indruk ontdoen dat hier recht vanuit de intuïtie en emotie gespeeld wordt, zeker door de rietblazer. Mooi is het niet altijd, maar er zit een eerlijkheid en lijfelijkheid in die niet te veinzen valt. Die spat van het vinyl en het zilveren schijfje (die nog een kort stuk bovenop de vinylversie doet).
Vanaf “Gate 4” wordt meteen uitgehaald met een muilpeer. Berthling en Noble razen en rollen met een stuwende energie, maar het is Küchen die meteen de aandacht trekt, met die befaamde kapotte sound, vermoedelijk omdat hij staat te toeteren met een of ander object in de saxbeker. Het is een metalig, verscheur(en)d timbre, op maat van de directe punch van het samenspel. Het is ook voorzien van een dierlijke kracht en turbulentie, omgezet in een al even primitieve reutel, die op het einde op grappige manier de geest geeft.
Voor het grootste deel blijven de drie op het gaspedaal drukken. Berthling en Noble vormen een ultra-bezige én alerte tandem, voortdurend denkend en opererend als één orgaan, terwijl Küchen soms tekeergaat als een schijnbaar ongeleid projectiel, met repetitieve scheuren, zwalpende solo’s en ontzette kreten op tenorsax, sopraansax en… retardophone. In “Gate 1” gebeurt dat met een koortsige aanzet, met Noble virtuoos met de mallets, terwijl de drie er zelfs in de stillere passages in slagen om de temperatuur boven het kookpunt te houden. Of let erop hoe het even na halfweg opnieuw op gang getrokken wordt, bijna frivool dansend, met Küchen als dorpsgek die ook eens een fanfare-instrument mag verruïneren en op het einde zelfs een fluitje toegestopt krijgt.
“Gate 9” is compact, maar bevat een spetterende start/stop-explosiviteit en een blazer die soms twee instrumenten in z’n mond propt. Maar let vooral op de strak uitgevoerde salvo’s van Noble, die zelfs in de meest uitdagende context speelt met een ijzeren discipline (dat zagen we hem zelfs ooit doen naast wijlen Arthur Doyle, toen die geen samenhangend idee meer uit z’n sax geperst kreeg). Het meer ingetogen “Gate 8” laat horen hoe ontwapenend Berthlings gestreken bas klinkt in combinatie met Küchens sax, die nog net binnen de grenzen van het toelaatbare gehouden wordt. Opvallendst van al is misschien wel “Gate 2”, waarin Küchen iets uitvreet dat kapot en zeurderig klinkt (de retardophone, vermoedelijk), maar dat gaandeweg ingeruild wordt voor een gavere, pakkende melancholie.
Threnody, At The Gates is waarschijnlijk niet de eerste plaat van Küchen, Berthling of Noble die je een nieuwkomer moet laten horen. Het is wél een samenwerking die getuigt van een heel eigen groepsgeluid en een markant samengaan van ontwikkelde voelsprieten én het vermogen om voorbij de grenzen van de verwachtingen te gaan. De excentrieke resultaten komen aan als een handgranaat.
Het trio speelt op 26 augustus op het Summer Bummer Festival. Meer info HIER.