Recensenten hebben er een handje van weg om zichzelf in onmogelijke metaforen, al dan niet sierlijke woordenbrijen en kwikzilveren vergelijkingen te verliezen om een plaat naar waarde te schatten. En dat is fijn. Cluster staat daar evenwel boven, want geen sier kan het plezier dat An Pierlé met meesterproducer Koen Gisen tentoonspreidt eer aandoen. Mogen we u gewoon melden dat Cluster een mooie plaat geworden is, in elke esthetische betekenis?
Cluster is het sluitstuk van de diptiek die met Arches begon. Pierlé trok zich terug in de Gentse Sint Jacobskerk om er met organist Karel De Wilde subtiele passie een nieuwe invulling te geven. Dat lukte op Arches al aardig, Cluster maakt het werk af.
We hadden het tot vorig jaar niet vermoed, maar Pierlé’s ambacht en stemgeluid lijken wel geschoold op de macht die het orgel voortbrengt. Dat blijkt al uit openingstrack “’The Golden Dawn”’, dat zich voortbeweegt als een prima symbiose tussen De Wildes machtige orgelspel en het stemgeluid van de frêle freule. Het is Florence, maar subtieler, kleiner, maar niet minder groots.
Dat orgel slaagt er wondewel in positie te kiezen in het grotere geheel. Nu eens is het subtiel aanwezig, zoals op meesterwerkje “’Bedroom Dust”’, dat opent als een mystiek parlando, en overgaat in een krachtige boodschap van zoet vertrouwen, kwetsbaar gezongen zoals hier in Vlaanderen enkel Pierlé dat kan. Dan weer is Karel De Wilde de motor van het geheel, zoals in het naar Kate Bush neigende “We Gravitate”, of het in een allesverzengede climax eindigende “Road To Nowhere”. Pierlé zoekt amechtig bodem onder haar voeten. Arcade Fire had dit ook inspirerend gevonden. De Wilde laat zijn instrument enerzijds stuwen als een misthoorn (“Sovereign”), anderzijds verbinden als maizena die de kakofonie gidst (“Bedroom Dust”), maar nergens is het orgel vitaler dan in “Huntifix”, waar Pierlé de instrumenten volledig ten dienste van haar verhalen spuwende stem laat ageren en het orgel het boeltje ontregelt. De weerhaak definieert twijfel.
Veel lof behoort toe aan producer Koen Gisen, die andermaal aantoont hoe imperatief productie op een zowel instrumentaal, vocaal als thematisch ambiteuze, overal heen meanderende plaat als Cluster is. Proeve daarvan is het subtiel georchestreerde “It’s Like”, waarbij de samenhang als metafoor voor Pierlé’s broosheid dienst doet. Had Alanis Morrissette het Gentse Baudelopark voor ogen gehad halfweg jaren ’90, Jagged Little Pill had als “’It’s Like”’ geklonken.
Zo heeft An Pierlé alweer een plaat gemaakt die zomerdagen zachter en donkere nachten lichter maakt. Frivool combineert ze gelaagde akkoorden tot een schijnbaar simpel ambacht, zo opnieuw aantonend hoe vakmanschap tot kunst verheven wordt. Doe er uw voordeel mee.