Koppigaards van weleer opnieuw actief (tegen beter weten in). Zo had gerust de krantenkop bij dit album kunnen luiden. In de tweede helft van de jaren zestig behoorden Paul Van Gysegem en Patrick De Groote tot de eerste vrije improvisatoren in Vlaanderen. Dat ze intussen de stiel niet verleerd hebben, bewijzen ze samen met collega Chris Joris.
In de jaren zestig was de vrije improvisatie, die in geen tijd over zowat heel West-Europa de kop opstak, ook al een vrij marginaal verschijnsel, maar oudere liefhebbers hebben zeker horen spreken over de vier legendarische edities van het Gravensteen Festival, waar een forse greep uit de wereldtop z’n opwachting maakte. Een opvallend verschil met de prominenten uit het buitenland (Nederland, Frankrijk, Duitsland, Engeland, Verenigde Staten …) was dat de Vlamingen er nooit echt een carrière van maakten. Van Gysegem zorgde met zijn Sextet in 1971 voor een kleine Europese cultklassieker met Aorta (dat in 2011 een reissue kreeg), maar legde zich vooral toe op zijn activiteiten als beeldhouwer, schilder en grafisch kunstenaar. Patrick De Groote bouwde een heel andere carrière uit, en zag via die weg een stuk van de wereld, al kon je ‘m ook regelmatig tegen het lijf lopen tijdens de jamsessies in de Gentse Hot Club.
Vorig jaar was Van Gysegem alweer actief met trio-opnames op het Gentse El Negocito label en nu bundelt hij opnieuw de krachten met zijn strijdmaat van vijftig (!) jaar geleden. Voor een aantal stukken worden ze daarbij ondersteund door percussionist Chris Joris, intussen ook al meer dan veertig jaar actief binnen een erg brede speelzone. Regelmatig binnen de poprock, vaker nog met jazzkleppers uit binnen- en buitenland, maar vooral ook met een jarenlange, gezonde interesse in vreemde culturen. Dat laat zijn sporen na op ’s mans albums, projecten en stijl, die vaak meer verwantschap vertoont met Afrikaanse percussionisten of kerels als Airto Moreira en Cyro Baptista dan de meer traditionele jazzdrummers.
Op Boundless (veelzeggende titel) kiezen de muzikanten voor volledig vrije verhalen. Duo- en trioconversaties die een breed en relatief toegankelijk gamma beslaan doorheen negen korte tot middellange stukken, die variëren van hechte, intimistische interactie tot flarden van jachtig geharrewar en momenten van abstractie en introspectie. Er vinden geen grote stijlbreuken of vernieuwende technische hoogstandjes plaats, maar dat was ook niet de hoofdbekommernis. Die is meer te vinden in het spontaan verkennen en aftasten, het spelen met ruimte en temperament, het opbouwen van een gelijklopende wisselwerking en het creëren van een samenhang zonder dat er sprake is van duidelijke lijnen of afspraken. En dat gebeurt eigenlijk met een opmerkelijke frisheid.
Vanaf de grillige aanzet van het titelnummer krijg je een muzikaal kleurenpalet voorgeschoteld dat reikt van prikkeling met spontaan strijkstokspel in het hoge register en exotische percussie die iets ritualistisch heeft, tot momenten vol kortere spurtjes en compacte cellen van interactie. De teugels worden gevierd, het elastiek getest en Joris becommentarieert met een speelse potten- en pannensound. Elders neigt het meer naar grootstedelijke flitsen of slaat een droney interactie om in iets beweeglijks, zoals in “No Comment”. In “Frinket” doorkruist Joris dan weer de interactie met een trippeltrappel-beweging op piano.
Van Gysegem speelt een duo met Joris, maar het is wel een mooi stuk, met een combinatie van ngome handdrum en Van Gysegem in de weer met een sound die herinnert aan een veel kleiner instrument dan een contrabas. Het klinkt haast alsof Ernst Reijseger z’n cello op schoot neemt. In de andere vier stukken gaat de bassist gesprekken aan met de trompettist, waarbij die laatste beweegt van zacht aangeblazen ruis tot snelle loopjes (“Windward”), uitpakt met komieke dempereffecten (“Talking”) en prachtige expressie, ook op de zachtere bugel, waarbij je zou zweren dat je naar Bart Maris zit te luisteren. Al zijn de referenties die hier passeerden net zo goed die van zwaargewichten uit het buitenland. Soms lijkt het wel alsof de schimmen van Don Cherry, Peter Kowald, Manfred Schoof, Hamid Drake, Ed Blackwell en Kenny Wheeler voorbijkomen. Dat soort volk. Niet dat je je daar te veel op moet vastpinnen, want deze kerels hebben de ervaring en persoonlijkheid om een boeiend eigen verhaal te vertellen. En ze bewijzen nog maar eens dat er op zeggingskracht en alertheid geen leeftijd staat.